De gemiddelde jaar-op-jaar-stijging van de consumentenprijzen was daarmee voor de derde maand op rij lager dan 1 procent. Het CBS schrijft het grootste deel van de prijsstijging toe aan de toename van huurprijzen die gemiddeld 4,3 procent bedroeg. Deze huurstijging leidde echter niet tot een hogere inflatie omdat de stijging een jaar geleden nog iets groter was. In juli vorig jaar stegen de huren met 4,7 procent, de grootste huurstijging sinds juli 1994.

Kleding had een verlagend effect op het gemiddelde prijspeil. In juli dit jaar was kleding sterker afgeprijsd dan in de zomeruitverkoop van juli 2013, terwijl vorige maand kleding juist minder sterk afgeprijsd was dan een jaar eerder. Ook autobrandstoffen drukten de inflatie.

Volgens de Europese geharmoniseerde meetmethode bedroeg de inflatie in juli 0,3 procent, gelijk aan de voorgaande maand. Bij deze graadmeter wordt, anders dan in de Nederlandse methode, geen rekening gehouden met de kosten van de eigen woning. Het CBS stapt vanaf volgend jaar over op de Europese definities voor inflatie.

De inflatie is in Nederland iets lager dan het gemiddelde voor de eurozone. In de landen waar met de euro wordt betaald bedroeg de geldontwaarding vorige maand in doorsnee 0,4 procent. Dat is aanzienlijk lager dan het peil van bijna 2 procent waar de Europese Centrale Bank naar streeft.