Ds. Van Rooijen: Wees voorzichtig met term ”zendingsvriend”
GARDEREN. ”Zendingsvrienden”. Ds. R. P. van Rooijen vindt het een term om voorzichtig mee te zijn. „Als je een echte zendingsvriend bent, zeg je tegen je buurman of buurvrouw: „Kom, ga met ons, en doe als wij.””
De hersteld hervormde predikant uit Oosterwolde sprak donderdag op de jaarlijkse zendingsmiddag in Garderen. Hij las Kolossensen 4:1-6. De apostel Paulus schrijft daarin onder andere over de houding jegens „degenen die buiten zijn.” Als ze tot Joden spraken, mochten de apostelen gerust vanuit het Oude Testament over de Messias spreken, maar dan alleen met betrekkin tot het Joodse volk en hun toekomst. „Beginnen de apostelen over Jezus als de Christus, dan gaat het mis.”
Deze houding kenmerkt niet alleen de Joden, zo meent ds. Van Rooijen. „Ook kerkmensen willen er vaak niet aan dat er een Woord is voor degenen die van verre staan. In de Bergrede noemt de Heere Jezus iedereen ”zout”. Er gaat altijd iets van ons uit: zijn wij een ongeschikt, dwaas zout of zijn wij een wijs zout? Voelen wij bewogenheid met onze medereizigers naar de eeuwigheid? En bidden wij ook, met de woorden van Kolossensen 4, dat er een deur geopend wordt?”
In de brief aan de Kolossensen benadrukt Paulus het belang van goede onderlinge verhoudingen, concludeert de predikant naar aanleiding van hoofdstuk 3. „Christenen vielen op omdat ze voor elkaar zorgden. Paulus wil dat die goede verhoudingen tussen mannen en vrouwen, ouders en kinderen en werkgevers en werknemers onderhouden worden. Kan men ook van ons zeggen: „Ziet, hoe lief zij elkander hebben”? Of moet een buitenstaander die het Reformatorisch Dagblad voor het eerst leest iets anders vaststellen?”
De predikant uit Oosterwolde waarschuwt voor het gevaar dat christenen zich vooral richten op het anders zijn dan de anderen. „Zijn we een merkwaardige groep mensen die genoeg heeft aan zichzelf en tevreden is met zichzelf? Laat dat niet zo zijn. Geef dat om mij Uw Naam niet gelasterd, maar veeleer geprezen worde.”
De tweede meditatie, gehouden door ds. K. Visser, ging eveneens over de Kolossensenbrief, hoofdstuk 1:27. De christelijke gereformeerde predikant uit Barendrecht begint zijn meditatie met een stuk geschiedenis. Oost-Indiëvaarders zagen in de tijd van de VOC reikhalzend uit naar Kaap de Goede Hoop, als na een lange, gevaarlijke reis uit het kraaiennest geroepen werd: „Land in zicht!” Ds. Visser: „In deze tekst is de Goede Hoop geen land, maar een Persoon. Het is Christus, de Hoop der heerlijkheid onder de heidenen.”
In de tekst gaat het over een ”verborgenheid”. „Een geheim vertel je niet zomaar”, aldus ds. Visser. „Toch wil de Heere het geheim van Zijn genade bekendmaken. Adam dacht na de eerste zonde: Als God komt, gaat Hij afrekenen. Maar integendeel: de Heere maakte Adam Zijn verbond bekend.”
De predikant verwees naar de angst en rouw in Nederland door de vliegramp. „Ook en juist in zulke tijden is de Hoop der heerlijkheid een goede boodschap. Elke dienaar van God is geroepen om te zijn als die man in het kraaiennest. Hij moet het verkondigen: „Land, hoop in zicht!””