LTFO neemt DNA af van alle slachtoffers
DEN HAAG (ANP). Het Landelijk Team Forensische Opsporing (LTFO) neemt DNA af van alle teruggevonden vliegrampslachtoffers. Zelfs wanneer zij ook op een simpelere manier te identificeren zijn via bijvoorbeeld een herkenbare tatoeage of opvallend litteken. Dat liet een woordvoerder van het LTFO donderdag weten. „DNA-onderzoek doen we altijd. We kunnen het maar één keer doen, dus we checken en dubbelchecken alles.”
Van elk slachtoffer wordt een stukje spierweefsel, botweefsel en een volledige kies of tand afgenomen. In gebitselementen is het DNA namelijk het beste beschermd tegen invloeden van buitenaf. De monsters worden naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) in Den Haag gebracht, dat op basis daarvan een DNA-profiel van elk slachtoffer opstelt.
Het NFI ontvangt ook de DNA-monsters van naaste familie van de slachtoffers: ouders, kinderen, broers of zussen. De familierechercheurs hebben dit DNA bij hen afgenomen door met een klein borsteltje langs de binnenkant van hun wang te strijken.
In veel gevallen ontvangt het NFI nog een derde onderzoeksitem: een gebruiksvoorwerp waarop de slachtoffers ooit hun DNA hebben achtergelaten, zoals een tandenborstel, een scheermesje of een haarborstel. De onderzoekers moeten er dan wel zeker van zijn dat het aanwezige DNA niet afkomstig is van iemand anders die de toiletspullen ook eens heeft gebruikt.
Ook van het ‘familie-DNA’ en ‘gebruiksvoorwerp-DNA’ wordt een profiel gemaakt. Alle profielen worden opgeslagen in het speciale computerprogramma Bonaparte. Komt het slachtoffer-DNA overeen met het voorwerp-DNA, dan is er een match. Daarnaast berekent het programma of het slachtoffer-DNA voldoende overeenkomt met het familie-DNA: hoe naaster het familielid, hoe meer het DNA op elkaar lijkt. Wanneer een stoffelijk overschot uit meerdere delen bestaat, wordt van elk lichaamsdeel DNA afgenomen en vergeleken, om verwisselingen te voorkomen.
Ondanks het grondige DNA-onderzoek wordt een persoon nooit alleen maar geïdentificeerd op basis van het DNA, benadrukt het NFI. Dat gebeurt pas wanneer alle verschillende identificatieonderzoeken naast elkaar zijn gelegd, zoals vingerafdrukken, gebitsstatus, DNA, littekens, moedervlekken en wellicht tatoeages. Pas wanneer alles uitwijst dat het om één en dezelfde persoon gaat, dan krijgt het stoffelijke overschot een naam.