Vrije evangelischen waren apolitiek
Titel:
”Totdat Hij komt”
Auteur: Bert Louwerse
Uitgeverij: Bond van Vrije Evangelische Gemeenten in Nederland, Velp, 2003
ISBN 90 74894232
Pagina’s: 148
Prijs: € 8,90. De vrije evangelischen zou men kunnen typeren als de linkerflank van de afscheiding. Een klein, onopvallend kerkverband van het congregationalistische type. Onlangs verscheen een geschiedschrijving over de periode 1933-1942 van de hand van ds. A. C. Louwerse, algemeen secretaris van de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten.
In de titel ”Totdat Hij komt” schemert iets door van het chiliastische gedachtegoed dat in die jaren in de Vrije Evangelische Gemeenten prominent aanwezig was. Die chiliastische toekomstverwachting leidde gemakkelijk tot een passieve houding ten opzichte van Hitler en de Jodenvervolging. Het was immers allemaal zo voorzegd. Men mocht zich daar niet tegen verzetten, want dan werkte men Gods plannen tegen. Juist door de crises heen zag men de heerlijke tijd van Christus’ duizendjarige heerschappij naderbij komen.
Een fervent voorstander van deze benadering was ds. A. M. Berkhoff, die met de Christelijke Gereformeerde Kerken gebroken had omdat hij daar te weinig ruimte kreeg om zijn opvattingen over het duizendjarig rijk uit te dragen. Het lukte hem echter niet om zijn nieuwe kerkverband integraal op deze lijn te krijgen, al werd de chiliastische inbreng door zijn komst wel versterkt. Het Getuigenis, dat in 1939 met het oog op de dreigende situatie in de wereld uitging, was duidelijk een afgezwakte en ingekorte versie van het concept dat ds. Berkhoff een jaar daarvoor had ingediend.
Niet zonder betekenis was dat aanstaande vrije evangelische predikanten in die jaren opgeleid werden aan de Predigerschule in het Zwitserse St. Chrischona, waar duidelijk sprake was van een pro-nazi-sfeer. Als Hitler een radiotoespraak hield, vervielen de lessen. Op de jaarvergadering van de Bond werd daarover geklaagd.
Dat de Vrije Evangelische Gemeenten in de jaren dertig moeite hadden om hun houding ten opzichte van de NSB te bepalen, kwam ook omdat zij geen traditie hadden van politieke betrokkenheid. De vermaningen en sancties die in deze jaren door de Rooms-Katholieke Kerk, de Gereformeerde Kerken of de Gereformeerde Gemeenten tegen het lidmaatschap van de NSB werden uitgesproken, stonden niet los van hun betrokkenheid bij respectievelijk de RKSP, de ARP en de SGP.
Daarentegen waren de vrije evangelischen apolitiek. Een van hun predikanten, ds. M de Vis, bracht een bezoek aan Mussert en kwam zeer onder de indruk van zijn persoonlijk getuigenis dat „Jezus Christus is de Zaligmaker, de Verlosser.” Op de predikantenvergadering voerde hij dat aan ter verdediging van de NSB. Wat meer geestelijk onderscheidingsvermogen was hier hard nodig geweest.
Na de oorlog is ds. De Vis vanwege zijn sympathiseren met de NSB losgemaakt van zijn Goese gemeente. Dat verhinderde de gemeente Oude Pekela niet om vervolgens een beroep op hem uit te brengen.
Het boek ”Totdat Hij komt” geeft een aardig beeld van de situatie in dit kleine kerkverband voor en in de oorlog. Het gaat er gemoedelijk aan toe. Besluiten waar de secretaris het niet mee eens is, voert hij gewoon niet uit. Dat betreft in 1942 een besluit om toe te treden tot het Convent van Kerken en in 1949 om te breken met de Wereldraad van Kerken.
Isolement
Ds. Louwerse komt tot de conclusie dat zijn kerk in haar houding ten opzichte van de nazi’s en de Joden duidelijk tekortgeschoten is. Wel werd hier en daar verzet geboden en werden Joodse onderduikers geherbergd. De leer van het duizendjarig rijk nam echter een veel te centrale plaats in en werkte verlammend op de maatschappelijke verantwoordelijkheid. Bovendien vindt hij dat men in een veel te groot isolement leefde ten opzichte van andere kerken. Zelf is hij kennelijk gecharmeerd van de vrijzinnige katholieke dichter Huub Oosterhuis, van wie zowel in het begin als aan het eind een gedicht is opgenomen.
Ronduit een misser is het eerste hoofdstuk, waarin ds. Louwerse een overzicht geeft van de belangrijkste internationale gebeurtenissen in de periode die hij beschrijft. Kennelijk heeft hij niet door dat Abessinië hetzelfde land is als Ethiopië. Hij laat Italië beide landen binnenvallen. Volgens hem komt Stalin pas in 1941 in de Sovjet-Unie aan de macht. Die had er toen al een schrikbewind van vele jaren opzitten.
De aanval van Japan op Pearl Harbour (7 december 1941) dateert hij op 26 juli van dat jaar. Hoogst merkwaardig is dan dat de Amerikanen in zijn opgave pas in december Japan de oorlog verklaren. Kennelijk hadden ze vijf maanden nodig om daarover na te denken. Maar als de eerste gebeurtenis van 1941 staat vermeld dat de Amerikanen in Birma vechten. Tegen wie vochten ze dan?
Ik heb nog nooit zo veel historische onzin bij elkaar gezien. Waarom heeft de auteur dit niet vooraf laten lezen aan een geschiedenisleraar of iemand met een ruime algemene ontwikkeling?