Bewonersadviseur ideale buurman in oude wijk
VEENENDAAL. Het welzijnswerk zo preventief mogelijk inzetten; dat is een van de uitdagingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) die volgend jaar van kracht wordt. „Ons project verdiende zich al na een jaar terug.”
In de Veenendaalse Lijsterbesflat is het tijd voor het avondeten. Op de balustrade van de tweede verdieping steekt bewonersadviseur Frits Veltink zijn neus omhoog. Hij geniet van de variëteit aan geuren die hij opsnuift. „Heerlijk vind ik het.”
Veltink is werkzaam bij Kwintes, een ggz-instelling. De organisatie is een van de partners van Veens, een grote, nieuwgevormde organisatie voor welzijnswerk die vanaf volgend jaar in Veenendaal verantwoordelijk is voor de uitvoering van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Maar, benadrukt Veltink, zijn functie is niet snel gecreëerd omdat volgend jaar de WMO van kracht wordt. „Ik werk al sinds 2011 als bewonersadviseur.”
Preventie is dankzij de WMO volgend jaar de norm, ook in het welzijnswerk; evenals het aansporen van burgers om bij ondersteuningsvragen eerst hulp te zoeken in de eigen omgeving. Critici vinden dat maar niets. Ze zijn bang dat gemeenten vrijwilligers opzadelen met het beheer van veel maatschappelijke voorzieningen, waardoor deze zullen verdwijnen en de burger in de kou staat. „Dat is beslist te kort door de bocht”, zegt Veltink op grond van zijn drie jaar werkervaring met klem.
„Ik ben in 2011 begonnen in de wijk Schrijverspark, schuin achter de wijk Engelenburg-Noord waar we nu vooral actief zijn. Deur na deur belde ik aan, met in het begin alleen een kladblokje in m’n zak. Aan elke bewoner die opendeed, vroeg ik hoe hij of zij het maakte. Zo kreeg ik een beeld van de problemen die in de wijk leefden en kon ik bewoners doorverwijzen voor verdere hulp.”
Al in het eerste jaar verdiende het project zich ruimschoots terug. Niet verbazend, vindt Veltink. „Ga maar eens na voor welke maatschappelijke kosten je komt te staan zonder preventie. Alleen al met het voorbereiden en afwikkelen van een uithuiszetting is ongeveer 6000 euro gemoeid. Daar komt nog van alles bij. Stoppen met huur betalen, is voor mensen met financiële problemen altijd de laatste noodsprong. Als het zover komt, is er dus al heel wat gepasseerd. Dan liggen er stapels rekeningen onbetaald.”
Betreft het ouders met een gezin, dan wil Bureau Jeugdzorg weten waar de kinderen terechtkomen, stelt Veltink. „Is er geen onderdak, dan belanden de kinderen meestal minstens voor een jaar in een pleeggezin. Stel dat je op jaarbasis drie of vier van dergelijke ontruimingen voor bent, dan heb je daarmee dus al een flinke besparing gerealiseerd.”
Gunstige bijkomstigheid voor de Veense bewonersadviseur is dat het vrijwilligerswerk in Veenendaal stevig is georganiseerd, zegt Veltinks collega-adviseur Gerrit Klop. Hij noemt Hulpdienst In-Zicht voor inwoners met financiële problemen als belangrijk voorbeeld. „Hun spreekuren, die worden verzorgd door gepensioneerde boekhouders, zijn heel waardevol. Mensen kunnen bijvoorbeeld hulp krijgen bij het aanvragen van toeslagen. Heel praktisch dus.”
Duidelijk is volgens Klop ook dat de WMO een belangrijke impuls geeft aan het vrijwilligerswerk vanuit kerken. „Rond de huiswerkbegeleiding voor kinderen uit achterstandsgezinnen werken we heel goed samen met de christelijke gereformeerde Pniëlkerk en de hervormde gemeente.”
„Toen wij in deze flat ons projectkantoor inrichtten, dacht ik: Waar ben ik terechtgekomen?” zegt Veltink. „Nu weet ik dat hier hoogopgeleide ict’ers wonen die het geweldig vinden om hun buren wegwijs te maken op internet. En monteurs die elders zijn geboren en geen werk vinden omdat ze de taal onvoldoende beheersen. Als je auto ’s winters niet wil starten, helpen ze je zo op weg naar je werk. Als bewonersadviseur hoef je alleen maar in kaart te brengen hoe de lijntjes tussen mensen lopen. Dan kun je voor alle flatbewoners de ideale buurman zijn.”
Dit is het slot van een drieluik over mensen die het afgelopen jaar betrokken waren bij veranderingen in de zorg.