Analyse: Haarlem geeft hoop
Het is een veelgehoorde klaagzang: het orgel heeft z’n beste tijd gehad. Gisteravond klonk in de Haarlemse Bavo ook een klaagzang: ”Litanies” van Jehan Alain. Ruim 1200 mensen waren er getuige van. Gloort er hoop voor de koning der instrumenten?
Er zijn deze zomer, zoals elk jaar, honderden orgelconcerten in ons land. Verblijdend nieuws voor orgelfans. De trieste werkelijkheid laat echter zien dat veel recitals matig tot zeer matig worden bezocht. Soms zitten er niet meer dan 20, 25 luisteraars in de kerk. Zelfs bij concerten van toonaangevende organisten.
Het orgel heeft een imagoprobleem, zo heet het. Velen, zeker jongeren, ervaren het instrument als stoffig en saai. Organisten spelen in hun beleving oude, zware muziek. Bach bijvoorbeeld. Wie heeft daar zin in?
Iets anders: de meeste orgels staan in een kerk. Steeds meer godshuizen gaan echter dicht. De orgels worden voor een habbekrats verkocht, of erger: ze vallen ten prooi aan de slopershamer. Niet bevorderlijk voor het imago van wat al eeuwenlang trots de koning der instrumenten wordt genoemd.
Het aantal orgelstudenten in Nederland loopt al jaren terug. Het conservatorium in Zwolle sloot recent zijn orgelklas; geen studenten meer. Andere conservatoria deden dat eerder. Aan de andere kant groeit de belangstelling voor het orgel in landen als China en Japan. Een deel van de jonge spelers komt naar Nederland om hier te studeren. Maar ze vullen niet alle opengevallen plaatsen.
Alles op een rijtje gezet, lijkt de conclusie onvermijdelijk: het orgel heeft z’n beste tijd gehad. Toch was voor die klaagzang gisteravond in Haarlem geen reden. De oude Bavo stroomde vol met een grote schare enthousiaste orgelliefhebbers, uit alle hoeken van het land en zelfs ver daarbuiten. Ze kwamen voor het officiële jubileumconcert vanwege de 50e editie van het Internationaal Orgelfestival Haarlem.
De organisatie had voor dit hoogtepunt twee toporganisten uitgenodigd: onze ‘eigen’ barokspecialist Ton Koopman en de Franse generalist Olivier Latry, titulair-organist van de Notre Dame in Parijs. Koopman speelde muziek van vader Johann Sebastian en zoon Carl Philipp Emanuel Bach, Latry van zijn landgenoten Jehan Alain en Olivier Messiaen.
Een gedurfde combinatie, dit duo. Koopman en Latry vertegenwoordigen twee totaal verschillende muzikale tradities, die elkaar niet snel zullen tegenkomen op één concert. Maar het bleek een gouden greep, gezien de massale publieke belangstelling.
Heeft het orgel z’n beste tijd gehad? Wie gisteravond in de Bavo was, ervoer het tegendeel. Stralend middelpunt was het oog- en oorstrelende Müllerorgel, dat volgens insiders steeds mooier wordt vanwege –subtiele– klankcorrecties door orgelmaker Flentrop. Het instrument bewees overtuigend dat muziek van zowel Bach als Messiaen, waar meer dan twee eeuwen tussen zit, uitstekend tot haar recht komt op het meest afgebeelde orgel ter wereld.
Op videoschermen in de kerk waren de verrichtingen van de organisten bij de speeltafel te volgen. En niet te vergeten: van hun registranten, onmisbare, maar vaak ondergewaardeerde assistenten. De beelden lieten zien dat orgelspelen, zeker op zo’n groot, historisch instrument, topsport is. Niks geen saai, stoffig gedoe, maar spanning en avontuur.
Het jubilerende festival in Haarlem is na vijftig edities nog steeds toonaangevend in de orgelwereld. De organist die het improvisatieconcours, een van de twee pijlers van het festival, wint, schrijft een wapenfeit op z’n naam dat klinkt als een klok. De andere pijler, de Zomeracademie, floreert, tegen de verdrukking in. Een groeiend aantal getalenteerde studenten vanuit de hele wereld –deze zomer zijn het er ruim honderd– volgt de masterclasses die internationaal bekende organisten in Haarlem en omgeving geven.
Het orgel heeft het niet makkelijk. Kwaliteit, originaliteit, durf en doorzettingsvermogen zijn nodig om het instrument op de muzikale kaart te houden. Of dat gaat lukken? Haarlem geeft hoop.