Wandel
Johannes 1:12
„Maar zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden.”
Kinderen Gods, wat hebben wij nodig om ons teer, voorzichtig en getrouw in onze wandel te gedragen, opdat natuurlijke mensen zich aan ons niet ergeren! Wij zijn een stad op een berg. Het oog van eenieder is op ons. Als de wereld maar iets ontdekt tot ons nadeel, hij wordt in zijn zorgeloosheid gestijfd. Laten wij dan nauwkeurig op ons gedrag letten, opdat wij niemand tot aanstoot zijn.
Laten we vrijmoedig voor God en Zijn zaak uitkomen en velen zoeken te lokken door het beminnelijke van de dienst van God. Geeft God ons gelegenheid om iemand te ontmoeten, laten wij getrouw zijn om die aan te spreken. Laat het niet zijn met hardheid of meesterachtig. Maar met alle bescheidenheid en vriendelijkheid, hen tot voordeel.
Maar doordat alle middelen zonder de zegen van God vruchteloos zijn, raad ik u aan dat u veel in het gebed werkzaam bent. Ik weet wel dat u zult zeggen: Hoe kan ik dat middel gebruiken, want een onbekeerde kan niet bidden en God hoort de zondaars niet? Dat is waar, God hoort de zondaars niet wanneer zij bidden en in de zonde willen blijven. Maar als u bidt om bekering, dat is voor God aangenaam. Daarom zei Petrus tot Simon de tovenaar: „Bid God, dat u deze zonde vergeven worde” (Handelingen 8:22).
Petrus Immens, predikant te Middelburg (”De godvruchtige avondmaalganger”, 1752)