„Aanhouden militair voorbarig”
De aanhouding van een Nederlandse militair in Zuid-Irak vanwege een dodelijk schietincident leidt tot kritiek vanuit de vakbonden en de politiek. „Buitensporig” en „zeer merkwaardig” noemt voorzitter W. van den Burg van defensievakbond AFMP de verdenking van moord.
Een 43-jarige sergeant-majoor werd eind vorige week door het openbaar ministerie publiekelijk beschuldigd van moord op een Iraakse man. Het schietincident had volgens het OM plaats in de buurt van As Samawah, in het zuiden van Irak. Nederlandse mariniers moesten bij een van een vrachtwagen gevallen containier een groep plunderaars uiteenjagen. Daarbij zou zijn geschoten.
Volgens het OM is de militair, waarschijnlijk een marinier, op oudejaarsdag in Irak aangehouden op verdenking van moord en een dag later gerepatrieerd naar Nederland. Inmiddels zit hij vast bij de Koninklijke Marechaussee in Soesterberg. Hij heeft de Irakees volgens het OM mogelijk opzettelijk, van grote afstand in de rug geschoten.
Officieel zijn de geweldsinstructies (”rules of engagement”) voor de Irak-missie „om veiligheidsredenen” geheim. Er staat echter in dat Nederlandse militairen „alle noodzakelijke middelen” mogen inzetten om hun taak uit te voeren. De mate van geweld moet wel proportioneel zijn, liet minister Kamp van Defensie aan de Tweede Kamer weten.
Advocaat mr. G. J. Knoops bezocht gisteren de sergeant-majoor. „Ik kan opmerken dat het mij voorbarig lijkt wat het OM nu doet”, aldus Knoops vanmorgen in de Volkskrant.
Het onderzoek naar het schietincident wordt gedaan door de marechaussee, onder leiding van een officier van justitie van het OM in Arnhem. De Nederlandse militairen in Zuid-Irak vallen onder Brits commando, maar tegelijk onder het Nederlandse strafrecht.
Militairen op missie in het buitenland die worden verdacht van crimineel gedrag worden overgebracht naar Nederland en voorgeleid aan de militaire kamer van de rechtbank in Arnhem. Drie rechters buigen zich over de zaak: twee burgers en een officier van het onderdeel waar de verdachte toe behoort.
Volgens persofficier Van der Mark van het OM in Arnhem is de verdenking tegen de 43-jarige militair nog „ruim.” Als er geen bewijs is voor de verdenking van moord, kan het OM besluiten hem aan te klagen voor doodslag of dood door schuld. De militair wordt morgen voorgeleid aan de rechter-commissaris, die dan beslist of de verdachte langer vast blijft zitten.
Voorzitter W. van den Burg van de defensievakbond AFMP noemt de verdenking van moord „buitensporig” en „zeer merkwaardig.” Hij vreest bovendien dat er nu grote onzekerheid is onder de Nederlandse militairen over de vraag wanneer ze met welke mate van geweld mogen en moeten optreden.
Zijn collega-voorzitters J. Kleian (ACOM) en J. Debie (VBM/NOV) zijn het niet met Van den Burg eens. „Als er een verdenking is van moord, moet deze militair net zo behandeld worden als elke andere Nederlander”, zegt Kleian. Volgens Debie weten de mariniers precies wat ze wel of niet mogen: daarvoor hebben ze aan het begin van de missie de officiële geweldsinstructies gekregen. „Ze weten wanneer je gericht mag schieten of slechts waarschuwingsschoten moet afvuren.”
De instructies zijn in grote trekken overgenomen van de Britten. Volgens Kamp zijn ze „helder en werkbaar.” D66-kamerlid Bakker is daar niet zo zeker van. Hij wil zo snel mogelijk tekst en uitleg van de minister over de arrestatie van de sergeant-majoor.
Het is het tweede schietincident waarbij Nederlandse militairen in Irak betrokken waren. In augustus vorig jaar betrapten Nederlanders inbrekers. Er zijn toen twee avonden lang schoten gelost. Daarbij vielen geen slachtoffers. In Zuid-Irak bevinden zich ruim 1000 Nederlandse militairen.