Kabinet: Nieuwe regeling late abortus
DEN HAAG. De regeling voor het melden en beoordelen van late zwangerschapsafbrekingen en van actieve levensbeëindiging bij pasgeborenen met een ernstige handicap moet worden verduidelijkt.
Volgend voorjaar wil het kabinet, in samenspraak met artsenorganisaties en het openbaar ministerie, een nieuwe regeling presenteren. Deze moet meer houvast geven aan artsen en aan de beoordelingscommissie die meldingen van artsen moet toetsen op zorgvuldigheid.
Dat staat in een brief die de ministers Schippers (VWS) en Opstelten (Veiligheid en Justitie) donderdag aan de Tweede Kamer hebben gestuurd.
Abortussen die na de 24e zwangerschapsweek worden uitgevoerd omdat de vrucht niet levensvatbaar is, worden nu via de gemeentelijk lijkschouwer rechtstreeks als niet-natuurlijke dood gemeld bij het OM. Hetzelfde geldt voor de zogeheten zwangerschapsafbreking op maternale indicatie, waarbij de moeder in levensgevaar verkeert.
Om de arts niet onnodig te criminaliseren, wil het kabinet nagaan of dergelijke zwangerschapsafbrekingen voortaan rechtstreeks ter toetsing kunnen worden voorgelegd aan een commissie van deskundigen. Doorgeleiding naar het OM zou niet meer hoeven, wanneer de commissie vindt dat de abortus zorgvuldig is uitgevoerd. De strafrechter wordt daarmee op afstand gezet.
De commissie waar het kabinet op doelt, oordeelt nu al over late zwangerschapsafbrekingen bij baby’s die vanwege een ernstige, aangeboren afwijking na de geboorte niet actief behandeld zullen worden, omdat artsen dat zinloos achten. Bij deze baby’s is wel sprake van een beperkte levensvatbaarheid. Een onderzoekscommissie rapporteerde vorig jaar dat lang niet elke abortus uit deze categorie wordt gemeld. Struikelblok zou onder meer zijn dat de arts dergelijke abortussen pas mag uitvoeren wanneer er naar heersend medisch inzicht „geen twijfel” over de diagnose bestaat. Kabinet, justitie en artsen gaan na of dit criterium nader kan worden verduidelijkt, bijvoorbeeld door als eis te stellen dat sprake moet zijn van „de grootst mogelijke zekerheid.”
Ten aanzien van actieve levensbeëindiging bij pasgeborenen blijft het volgens artsen onduidelijk in hoeverre het te verwachten lijden in de toekomst als criterium mag meewegen. Opstelten en Schippers kondigen aan samen met het OM en de medische beroepsgroepen na te gaan hoe dit „knelpunt” zo veel mogelijk kan worden opgeheven, „met behoud van ieders verantwoordelijkheid.” Een controversieel standpunt van artsenorganisatie KNMG, waarin staat dat behalve toekomstig lijden ook het lijden van ouders een grond voor levensbeëindigend handelen zou mogen vormen, wordt volgens het kabinet bij de beraadslaging betrokken. Artsen zijn over het standpunt intern verdeeld.
Het helemaal uit het Wetboek van Strafrecht halen van late abortussen bij een niet-levensvatbare vrucht, bedoeld om de meldingsbereidheid van artsen hierover te bevorderen, is volgens het kabinet een stap te ver. Eerst nagaan of de toetsingscommissie zich hier voortaan over kan buigen, is volgens de ministers een betere optie. Het aanpassen van het Wetboek van Strafrecht is volgens het kabinet een uiterst redmiddel dat alleen in beeld komt „als andere oplossingsrichtingen niet blijken te werken.”
Het intrekken van de regeling voor actieve levensbeëindiging omdat er toch nauwelijks meldingen binnenkomen, lijkt het kabinet evenmin een goed idee. Door de regeling te verduidelijken, kan het doel van meer transparantie volgens Opstelten en Schippers alsnog worden bereikt.
Opstelten.
beeld ANP
Schippers.
beeld ANP
n Kabinet gaat regeling late abortussen aanpassen na onduidelijkheid.
n Verduidelijking moet plaatsvinden binnen bestaande wetgeving.
Kabinet: Nieuwe regeling late abortus
Redactie politiek