Deelnemer Haarlems improvisatieconcours moet in tien minuten verrassen
Haarlem viert feest. Over een week gaat de 50e editie van het internationaal orgelfestival van start. Stralend middelpunt, zoals altijd: het beroemde Müllerorgel van de Bavo. „Het blijft een uitdaging om in een improvisatie van tien minuten, in een kamertje voorbereid met potlood en papier, publiek én jury te verrassen.”
De dagen van de 64-jarige Stephen Taylor uit Utrecht zijn goed gevuld. Als secretaris van het bestuur en voorzitter van de artistieke raad van het International Organfestival Haarlem is het voor hem op dit moment een en al Haarlem wat de klok slaat. Hij studeerde orgel aan het conservatorium in Utrecht en behaalde in 1978 de ”Prix d’Excellence”, een van de meest prestigieuze orgelonderscheidingen.
Stel dat Taylor, van oorsprong Brit, over twee weken zelf in de finale van het vermaarde Haarlemse improvisatieconcours zou meespelen, wat zou hij dan in de strijd werpen? „Ik zou dicht bij het opgegeven thema blijven en proberen dat van zo veel mogelijk kanten te belichten.”
Taylor loopt lang genoeg mee in Haarlem om te weten dat het op dit punt nogal eens misgaat. „Organisten raken, net als dominees, makkelijk de draad kwijt. Een deel vervalt op zo’n moment in clichés; bijvoorbeeld in Frans, toccata-achtig flitswerk. Een ander deel gaat zo veel mogelijk verschillende registraties laten horen; als afleidingsmanoeuvre. In beide gevallen is het thema ver te zoeken. Dat is voor de jury duidelijk te horen.”
Niet passend
Haarlem heeft oude papieren in de internationale orgelwereld. Het eerste festival, toen nog improvisatieconcert geheten, werd in 1951 gehouden. Over de naam werd gedelibereerd, weet Taylor. „De Haarlemse organist Albert de Klerk had bezwaar tegen het woord concours. Hij vond een wedstrijd niet passen in de kerk. Daarom werd voor concert gekozen.”
Achteraf verbaast Taylor zich erover dat het orgelevenement er ooit is gekomen. „Daaf Geluk, destijds wethouder in Haarlem, wilde nieuwe culturele activiteiten ontplooien. Daar was na de oorlog behoefte aan en dat was goed voor de promotie van de stad, vond hij. Een van de opties was een orgelimprovisatieconcours, de andere een theaterproductie in de openlucht. Verbazend dat de eerste het is geworden. Er hing op orgelgebied wel wat in de lucht, moet ik eerlijk zeggen. Her en der gaven organisten als Cor Kee, George Stam en Cornelis Bute improvisatieconcerten. Die maakten grote indruk, net als de improvisatie van Marcel Dupré in de Bavo, al in 1934.”
Reputatie
De eerste jaren van het festival werden organisten uitgenodigd om mee te doen. Taylor: „Ze moesten een reputatie op het gebied van improviseren hebben. Inlichtingen daarover werden internationaal ingewonnen via de ambassades. Later mochten deelnemers zichzelf aanmelden. Zo gaat het nog steeds. Kandidaten sturen een bandopname met een improvisatie van zichzelf, op basis van een door ons opgegeven thema. De opnames worden anoniem beluisterd door een kleine commissie.”
Aanvankelijk was het concours elk jaar, maar in 1986 ging er een wissel om. Taylor: „De organisatie van het evenement was een grote belasting en men vroeg zich af of de beoogde muzikale kwaliteit op termijn wel gegarandeerd zou blijven. Daarom werd besloten voortaan het evenement om de twee jaar te houden. Piet Kee, toen stadsorganist van Haarlem en sturende kracht achter het festival, heeft in deze verandering een belangrijke rol gespeeld.”
In 2006 was er opnieuw een wijziging. Tot die tijd werd het orgelevenement georganiseerd door Els Hendrikse, ambtenaar culturele zaken van de gemeente Haarlem. Taylor: „Zij ging echter met pensioen. Met haar vertrek is het concours verzelfstandigd in een stichting met een bestuur, dat sinds 2010 wordt bijgestaan door een artistieke raad. De feitelijke organisatie werd uitbesteed aan bureau Klankwerk van organist Peter Ouwerkerk.”
Ellebogen
Het International Organfestival Haarlem, waarover op 15 juli het jubileumboek ”The Haarlem Essays” verschijnt, kent twee pijlers. De eerste is het improvisatieconcours. Taylor: „In de jaren vijftig, zestig van de vorige eeuw ging de aandacht vooral uit naar polyfoon orgelspel en traditionele technieken zoals het improviseren van een fuga. Componisten als Distler en Hindemith dienden als inspiratiebron. Daarna kregen we het postmodernisme. Alles kon en mocht. Spelers hadden enorm veel vrijheid. Het was de tijd van de ellebogen op de klavieren en het uitzetten van de motor tijdens het spelen. Die periode ligt achter ons.”
Geluiden dat Haarlem weer wat traditioneler wordt, wil Taylor echter niet zomaar bevestigen. „We zijn geen platform voor historiserende improvisaties. Wat hier gebeurt, moet een moderne uitstraling hebben. Daar is het thema –Louis Andriessen schreef het dit jaar voor de finale– op geënt en daar heeft Haarlem zijn internationale faam aan te danken. Maar het orgel in de Bavo is natuurlijk wel een 18e-eeuws kerkorgel, waar overigens moderne muziek verrassend goed op klinkt. Het klankidioom blijft een lastig punt. Voor de een zijn we niet modern genoeg, voor de ander honderd jaar te modern.”
Record
De tweede pijler van het festival is de zomeracademie, die orgelstudenten uit de hele wereld trekt. Taylor: „Dit jaar zijn het er 117. We zitten op het record van 1992. We hebben opvallend veel studenten uit China. Het orgelspel ontwikkelt zich daar opvallend positief.”
Gedurende twee weken biedt de zomeracademie masterclasses, concerten en lezingen door internationaal toonaangevende organisten als Masaaki Suzuki, Peter Planyavsky en Olivier Latry. „Zo’n veertig van deze evenementen zijn openbaar toegankelijk”, benadrukt Taylor. „We proberen het publiek zo veel mogelijk te betrekken bij het festival. Dat doen we ook, net als twee jaar geleden, door tijdens de finale in de Bavo beeldschermen te plaatsen, waarop de verrichtingen bij de speeltafel te volgen zijn. Dat is zelfs voor vaste concoursbezoekers een eyeopener. Velen zijn zich niet bewust van wat er boven allemaal gebeurt. Denk alleen aan de communicatie tussen organist en registranten tijdens het improviseren.”
Anonimiteit
Als juryvoorzitter maakt Taylor van dichtbij de beraadslagingen over de winnaar van het improvisatieconcours mee. „We werken met een eenvoudig puntensysteem van 1 tot 10. Het is mijn ervaring dat de beste speler altijd naar boven komt. Anonimiteit is gegarandeerd. De jury kan niet meekijken op de schermen, de deelnemers mogen niet in de kerk rondlopen en ze gaan via een aparte ingang naar het orgel.”
Dit jaar is er geen juryconcert. Taylor: „Het wordt vervangen door vier lecture-recitals in de Philharmonie in Haarlem. Juryleden mogen in een halfuur vertellen en laten horen wat zij beogen met hun improvisatiekunst. Het vijfde jurylid, Jan Hage, zal dat doen tijdens een concert in de Utrechtse dom. Ook deze recitals zijn openbaar toegankelijk.”
Er waren dit jaar zo’n twintig aanmeldingen voor het concours. Acht deelnemers uit vijf verschillende landen, waaronder de VS, werden uitgekozen om in drie rondes de strijd met elkaar aan te gaan. De finale, met maximaal vier kandidaten, is op vrijdag 18 juli. Taylor: „Haarlem is nog steeds toonaangevend in de orgelwereld. Kandidaten mogen zich slechts een uur in een kamertje met alleen het thema, pen en papier voorbereiden. Daarna moeten ze tien minuten improviseren en proberen publiek én jury te verrassen. Dat blijft een enorme uitdaging.”
„Als kameraden in het strijdperk”
Piet Kee was als deelnemer én jurylid vele jaren betrokken bij het concours in de Bavo. „Een goede improvisatie is nooit te kort”, stelt de 86-jarige oud-stadsorganist van Haarlem.
U deed direct de eerste keer, in 1951, mee. Hoe ging dat toen?
„Nu melden organisten zichzelf aan, toen werd je gevraagd om mee te doen. Dat was een grote eer. Ik was pas 25 en had kennelijk genoeg reputatie als improvisator. Waarschijnlijk heeft meegespeeld dat ik net in die tijd de ”Prix d’Excellence” had gehaald.”
Louis Toebosch won het concours. Hoe vond u dat?
„Hij speelde anders dan ik, maar absoluut mooi. We waren elkaars concurrent, traden met elkaar in het strijdperk, maar op een kameraadschappelijke manier. Ik heb het concours zelf altijd meer als een concert ervaren.”
In 1953 deed u opnieuw mee. Vervolgens won u drie keer achter elkaar.
„In 1952 werd Piet Post uitgenodigd, een geweldig improvisator. Een jaar later was ik weer aan de beurt. Als je won, werd je verwacht de wisselprijs, de Zilveren Tulp, het jaar erop te verdedigen. In 1955 haalde de organisatie Piet Post er opnieuw bij, naar men zei om het concours extra spannend te maken. Iemand zag ons lopen in de kerk en zei: „Daar heb je de hoge Pieten.” De opdracht was om een fantasie en fuga te improviseren. Ik heb er een dubbelfuga met een zelf bedacht tegenthema van gemaakt. Dat lukte bijzonder wel. Anton Heiller, meerdere keren jurylid, schreef direct na het concours een lovende brief over mijn improvisatie aan zijn vrouw in Wenen. Ik heb dat nooit geweten, maar het staat in zijn vorig jaar verschenen biografie.”
In 1959 was u voor het eerst jurylid. U stond ineens aan de andere kant van de streep.
„Ik zat er samen met Maurice Duruflé en Flor Peeters, beiden toonaangevende organisten en componisten. Ieder van ons bracht zijn eigen muzikale traditie mee. Ik was 31, eigenlijk wel jong voor zulk verantwoordelijk werk. Als jurylid moet je je oren wijd open hebben staan. Welke vorm kiest de organist? Hoe registreert hij? Hoe gaat hij met het thema om? Hoe zit het met z’n articulatie? Het was in die tijd een goede gewoonte om het thema eerst voor te spelen. Daar kon ik vaak al veel aan horen. Ook een belangrijke vraag: Wordt het thema getransponeerd? Daardoor krijgt het een nieuwe injectie. Sommige organisten gaan daar echter slordig mee om.”
Wat is een goede improvisatie?
„Dat is niet in een paar kreten te vangen. Maar om iets te noemen: in een goede improvisatie komt de muzikale zeggingskracht van de organist overtuigend naar voren. Ik hoor of iemand een geboren improvisator is of dat hij veel heeft moeten aanleren. Een goede improvisatie is nooit te kort. Te lang doorgaan vermindert de kracht, wordt vervelend.”
Wat vindt u van het concours nu?
„In 2006 was ik voor het laatst jurylid. Daarna heb ik het concours dikwijls gemist, omdat ik op reis was. Er zijn veel festivals op de wereld waar ik jurylid ben geweest. Maar het is bijzonder dat het Haarlemse concours nog altijd bestaat. Wel goed dat het om de twee jaar wordt gehouden. Ook het concours in Sint Albans, dat in aanzien direct na Haarlem komt, is tweejaarlijks.”
Wat betekent het Bavo-orgel voor u?
„Het is een geniaal gebouwd instrument. Het was destijds een gouden greep om daar Müller voor te vragen. De klank leent zich voor veel verschillende soorten muziek en is niet in een hokje te vangen. De speeltafel verraadt de hand van de meesterbouwer. Het front met z’n 32-voets pijpen vult op een wonderlijk mooie manier de westmuur van de kerk. Het Bavo-orgel is legendarisch; niet voor niets het meest afgebeelde orgel ter wereld. Iemand kwam het zelfs tegen aan de muur op een hotelkamer in Sri Lanka.”
Winnaars
Tijdens de achterliggende 49 edities van het Haarlemse improvisatieconcours waren er verhoudingsgewijs altijd veel deelnemers uit eigen land. Vier Nederlandse winnaars maken een statement over Haarlem.
Jos van der Kooy (winnaar in 1980 en 1981): „Met het improvisatieconcours en de Orgelmaand heb ik vanaf mijn 13e levenslang. Tot op de huidige dag verruimen het spel van collega’s en cursisten en het lesgeven mijn blik. Ik hoop nog lang van deze input te kunnen genieten.”
Sietze de Vries (winnaar in 2002): „Haarlem: spanning, controverse, creativiteit, schoonheid, ontmoeting met het meisje dat nu mijn vrouw is. Is er een hedendaags antwoord op ”l’art pour l’art”, aleatoriek en Frans geweld?”
Chiel Jan van Hofwegen (gedeelde eerste plaats in 2006): „Haarlem is hét internationale podium voor eigentijdse improvisatie. Op een van de mooiste orgels ter wereld vinden historie en het absolute muzikale heden elkaar in een inspirerende symbiose.”
Gerben Mourik (winnaar in 2008): „Haarlem heeft –vooral in het buitenland– nog immer een grote staat van dienst. Gelukkig mag er tegenwoordig weer gewoon tonaal geïmproviseerd worden; vanuit de traditie vernieuwing.”