Toevlucht
Psalm 2:12
„Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen.”
Gods kinderen nemen de toevlucht tot de Heere, evenals een doodslager die, door de bloedwreker gejaagd, met alle haast heen vlucht tot een vrijstad van behoud. Of zoals iemand die door vijanden achtervolgd wordt en een sterkte ziet, daarheen loopt. Zo is de Naam des Heeren een sterke toren, waarheen de rechtvaardige loopt en in een hoog vertrek gesteld wordt. Door op Christus te zien, Hem aan te zien (Johannes 6:40).
Deze spreekwijze is ontleend aan de koperen slang die de kinderen Israëls, toen ze door de vurige slangen gebeten waren, moesten aanzien, al was het maar met een gebroken oog. Dat is een oog dat het medelijden van de aanschouwer opwekt om behouden te worden.
Dan geeft het te kennen: het zwakste geloof, waardoor een zieltogende en doodbrakende ziel evenwel het oog op Jezus vestigt, of Hij Zich over haar nog ontfermt. Ook ontstaat er een kiezen voor de Heere: „Kiest u heden wie u dienen zult” (Jozua 24:15). Dat betekent: na bedaard overleg tot een besluit komen om zich voor de Heere en Zijn dienst te verklaren, zonder te willen hinken op twee gedachten.
Petrus Immens, predikant te Middelburg
(”De godvruchtige avondmaalganger”, 1752)