Opinie

Winkelcentrum leert apologeet op hart te mikken

Waarom is reclame zo veel meer bedreven in het beïnvloeden en transformeren van mensen dan de kerk?

Jos de Keijzer
5 July 2014 09:03Gewijzigd op 15 November 2020 11:44
Winkelcentrum in 1966. beeld uitg. Wbooks, Zwolle
Winkelcentrum in 1966. beeld uitg. Wbooks, Zwolle

Vrijwillig geven we ons hartstochtelijk over aan consumentisme. We geloven in wat ons op tv wordt voorgespiegeld en raken er diep in ons wezen van overtuigd dat we recht hebben op iets wat beter is dan wat we nu hebben. We dragen braaf ons inkomen over aan de makers en verkopers van consumentenelektronica, grotere huizen of gezondere kattenbrokken.

Waarom doen we dat? Om deze vraag te illustreren neemt filosoof James K. A. Smith in zijn boek ”Desiring the Kingdom” (Verlangen naar het Koninkrijk) de lezer mee naar de meeslepende liturgie en symboliek van een aanbiddingsdienst in een moderne tempel: het winkelcentrum.

In zo’n winkelcentrum gebeurt iets, aldus Smith. Mensen worden verleid, meegesleept door een verhaal, en dat niet met argumenten die pogen de consument te overtuigen maar door het hart van de bezoeker te vangen door ervaring. Kom maar gewoon binnen, neem deel aan de rituelen van het consumentisme, hoor dezelfde boodschap maar telkens opnieuw, en voor je het weet geloof je en ga je meedoen, meeverlangen. Vanzelf wordt de toonbank een altaar waar we met liefde de godsdienst van het Westen bedrijven: kopen en verkopen!

Smiths punt is dat een van de redenen –of misschien wel dé reden– waarom het hedendaags christendom de opkomende generatie niet aanspreekt of overtuigt, is dat het mensen aanspreekt op het niveau van het verstand in plaats van het hart.

Hartsgesteldheid

In het gereformeerde denken wordt vaak gewerkt met het concept wereldbeeld. De idee is dat iedereen een bepaald wereldbeeld heeft. Zo’n wereldbeeld geeft antwoord op de meest essentiële vragen: Wat is de zin van het leven? Bestaat er een God?

Dit is een zinvolle benadering van de mens in zijn 21e-eeuwse context. Het probleem zit hem erin dat dit wereldbeelddenken de indruk kan wekken dat het alleen om het intellectuele gaat. Een wereldbeeld bestaat dan uit een verzameling verstandelijke aannames. Aan zo’n puur verstandelijke benadering hebben gereformeerde denkers zich maar al te vaak schuldig gemaakt. (Wie heeft dat, opgroeiend in het modernisme, niet gedaan?)

Volgens Smith gaat men daarbij voorbij aan het hart. Wereldbeelden zijn geworteld in het menselijk hart, waar een gepassioneerde toewijding bestaat die voorafgaat aan de argumenten van het hoofd. Het hoofd volgt altijd het hart. Of iemand een geldverslindende consument of een toegewijde discipel van Christus is, hangt niet af van hoe goed de argumenten voor het een of het ander zijn, maar wat de hartsgesteldheid is.

En hoe beïnvloed je het hart? Niet met argumenten, zegt Smith, maar met ervaring en gedrag. De ”praxis” van het gaan naar een winkelcentrum, waar de geur 
van parfum hangt, mooie vrouwen op posters je uitnodigen om mee te doen met een bepaalde lifestyle, heeft een vormende werking op het hart. Het vaak verrichten van handelingen zodat ze gewoonten worden, bepaalt wat het hart liefheeft. Smith noemt dit liturgie. Niet de liturgie van een kerkdienst maar liturgie in de zin van het ondergedompeld worden in een bepaalde wereld door middel van ervaring, participatie en gedrag.

Verenging

Dit is relevant voor apologetiek. Traditioneel gezien is apologetiek een typisch product van de verlichting. Hoewel er vóór de verlichting heus wel argumenten voor Gods bestaan waren, dienden die nooit om ongelovigen te overtuigen. Aquino en Anselmus hadden weliswaar argumenten voor Gods bestaan, maar voor Anselmus was dat ingebed in lofprijzing, terwijl Aquino alleen maar de basis wilde leggen van zijn theologisch bouwwerk voor een christelijk gehoor.

Dat verandert wanneer het scepticisme van denkers als Hume en Voltaire met behulp van de rede de basis en de inhoud van het christelijk geloof in twijfel trekt. Vanaf dat moment staan er apologeten op die op basis van dezelfde rede menen de goddelijke openbaring in Bijbel en Christus te kunnen waarborgen. Het gevolg is echter een verintellectualisering van geloof en een onevenredige nadruk op de cognitieve aspecten van het christelijk leven. Apologetiek is een typisch product van deze eenzijdige nadruk. Het is deze nadruk die voorwerp van kritiek is in het postmodernisme. Ik heb daar in deze rubriek reeds vaker over geschreven.

Interessant is echter dat, hoewel de gereformeerde traditie van nature veel de nadruk heeft gelegd op het cognitieve, het juist de gereformeerde filosoof Dooyeweerd was die de basis legde voor een gereformeerde filosofie die als een vroege aanval op het modernisme met zijn verstandelijke focus gezien kan worden. Dooyeweerd was van mening dat elke filosofie in de kern niet een rationele basis heeft, maar gevoed wordt door geloofsaannames. Het is niet voor niets dat James Smith zwaar beïnvloed is door Dooyeweerd.

We komen dus opnieuw een kritische noot tegen over het apologetisch project. Apologetiek is een verenging van het getuigenis van de kerk. Deze reductie tot 
het verstandelijke wekt de indruk dat het bij geloven gaat om de beste argumenten. Je hebt dus slimme experts nodig in plaats van toegewijde discipelen. Maar wat erger is, mensen vinden de 
argumenten totaal niet overtuigend omdat ze het hoofd in plaats van het hart aanspreken: „Goed, God bestaat; best, Jezus stond op uit de dood. Maar nu gaan we weer lekker shoppen en genieten, want daar ligt ons hart”. Slechte apologetiek gaat voorbij aan het hart.

Inbedden

Smith stelt als oplossing voor om christelijke educatie in te bedden in praxis (praktijk) en liturgie (rituele en symbolische gewoonten) om zo het hart te vormen. De vergelijking tussen educatie en apologetiek gaat niet helemaal op, maar er zijn wel overeenkomsten. Ook van ons apologetisch getuigenis mogen we vragen dat die vanuit naastenliefde en authentiek discipelschap gevoerd wordt. En dat niet zozeer door mensen die experts zijn, maar door leden van de plaatselijke kerkelijke gemeenschap met haar eigen liturgie, gewoonten en symbolen.

Getuigenis moet terug naar de daad van de ‘gewone’ man en vrouw, ingebed in de sociale context van de levende plaatselijke geloofsgemeenschap.

Jos de Keijzer, promovendus aan Luther Seminary in Minnesota (VS). Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer