Moe van onderzoek
Het lijkt erop dat er meer onderzoek gedaan wordt door en over bevindelijk gereformeerden dan ooit tevoren. Steeds weer word je verrast als je de krant openslaat: prachtige gekleurde grafieken, uitgebreide toelichtingen, scherpe analyses en een setje interviews met zorgvuldig geselecteerde opinieleiders.
Eerlijk gezegd word ik er een beetje moe van. Hoe brengt het ons verder? Wat heb ik aan statische gegevens over Bijbellezen, internetgebruik of preekbeleving, als het gaat om mijn eigen zoon, catechisante of gemeente?
Bewustwording, zeggen onderzoekers. Als je zo’n onderzoek leest, dan helpt dat om je oogkleppen af te zetten. Misschien. Niet iedereen laat zich overtuigen door cijfers en grafieken. Maar stel dat het zou werken. Wat gaat er beter?
Onderzoek beschrijft de ervaren werkelijkheid, maar creëert ze ook. Als mensen de uitkomsten van het onderzoek gebruiken als bril om naar de werkelijkheid te kijken, dan zien en doen ze andere dingen. Uitkomst van onderzoek kan mensen stimuleren: als in meer dan 60 procent van de gezinnen gesproken wordt over de preek, vormt het een stimulans om dat ook te gaan doen.
Maar evenzo treedt een negatief effect op. Zonden worden door grafieken genormaliseerd. Het is blijkbaar normaal om seks voor het huwelijk te hebben, blijkbaar kijken vrijwel alle mannen weleens porno. Dan is het effect geweten dempend. Ergo, het is niet aannemelijk dat een uitgebreid onderzoek leidt tot een betere samenleving, tot een beter leven. Waarom doen we het dan?
We hebben het niet nodig om de jongere te leren kennen die naast je in de bank zit, het gezin dat tegen over je woont, of de gemeente waaraan je leidinggeeft. Als je de uitkomsten van onderzoek gebruikt om er vooraf al een soort beeld van jongeren of van moderne gezinnen op na te houden, werkt het zelfs averechts. Je pikt snel signalen op die je beeld bevestigen, mist andere informatie, en van een echte ontmoeting is geen sprake meer.
Onderzoek moet leiden tot beleid: doelen stellen, strategieën ontwerpen, resultaat meten. Maar slechts zelden gaat onderzoek over de toekomst. Natuurlijk voegen we er aanbevelingen aan toe, maar dat is letterlijk en figuurlijk het sluitstuk. Vaak niet veel meer dan de professioneel geformuleerde mening van onderzoekers.
Ik zou willen pleiten voor een verschuiving van de onderzoeksinspanning. Meer gericht op het uiteindelijke doel: hoe worden we gelukkiger? Ga onderzoek doen bij christenen die matig gebruikmaken van nieuwe media. Of nog mooier, die de beweging gemaakt hebben van intensief naar matig gebruik. En vraag onbevangen maar concreet hoe ze dat hebben gerealiseerd en wat het hun oplevert. Ga op zoek naar jongeren die het Bijbellezen als nuttig en relevant ervaren en onderzoek hoe zij Bijbellezen. Ga op zoek naar jongvolwassenen die dankbaar zijn voor hun opvoeding en bevraag hen wat in de opvoeding van hun ouders goed heeft gewerkt.
Dit soort onderzoek zal vaak kwalitatief zijn: minder getallen, meer interviews. Minder grafieken, meer levensverhalen. Harde gegevens lijken overtuigend, juist door hun exactheid. Maar die exactheid is slechts te bereiken als je bereid bent het leven verregaand te simplificeren en te fragmentariseren. In die zin kunnen een paar levensverhalen de werkelijkheid dichter benaderen dan een omvangrijke enquête.
Als het gaat om ons leven als christen, moeten we het niet hebben van de overtuigingskracht en de waarde van grote getallen. In het Koninkrijk van God gaat het over de enkeling. Niet de massa, maar die bloedvloeiende vrouw. Niet de negenennegentig, maar dat ene schaap. Als het dan toch niet gaat over grote getallen en ingewikkelde analyses, kunnen we allemaal misschien deel gaan nemen aan onderzoek. Gewoon wat vaker in gesprek gaan met je naaste en doorvragen naar wat werkt. Elkaar bemoedigen en steunen.
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl