Terreurdeskundige: Dreiging aanslagen neemt alleen maar toe
AMSTERDAM. De terroristische dreiging van jihadisten in Nederland is „zorgelijker dan ooit”, zei antiterreurbaas Schoof deze week. Daarmee heeft hij niets te veel gezegd, meent terreurdeskundige Glenn Schoen.
De afgelopen twee jaar zijn veertien jihadstrijders uit Nederland in Syrië en Irak omgekomen, vrijwel allemaal in Syrië. Ongeveer 130 mensen zijn naar dat strijdtoneel afgereisd, onder wie 20 vrouwen. Inmiddels zijn er van deze groep dertig teruggekeerd. Juist zij vormen een risico voor de veiligheid in Nederland, stelden de leider van de inlichtingendienst AIVD en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) begin deze week.
Sinds begin 2013 maakt het jihadisme een snelle groei door. De opmars van terreurgroep ISIS vormt een belangrijke aanleiding om mee te gaan doen.
Terreurdeskundige Schoen zegt „geschrokken” te zijn doordat al veertien Nederlandse jihadstrijders in Syrië en Irak zijn omgekomen. „Het is een bevestiging dat Nederlandse strijders aan de frontlinie meevechten. Bovendien is het zorgelijk dat er in Nederland enkele duizenden sympathisanten van deze moslimextremisten rondlopen.”
Zijn de sympathisanten allemaal wandelende tijdbommen?
„Dat denk ik niet. Het zijn echter wel figuren die de strijd faciliteren, financieren, en die mensen ronselen. Onder hen zijn er die uiteindelijk de beslissing kunnen nemen om ook zelf daadwerkelijk aan de strijd in het Midden-Oosten deel te nemen.”
Hoe reëel is de dreiging?
„Die neemt alleen maar toe. De verdachte van de dodelijke aanslag op het Joods Museum in Brussel twee maanden geleden is een Fransman die in Syrië heeft gevochten. Zoiets kan ook in Nederland gebeuren. Steeds meer Syriëgangers keren terug en juist zij zijn een groot risico voor onze veiligheid. In maart van dit jaar verijdelde de Franse politie een terroristische aanslag door een Syriëganger die na twee jaar vechten terugkeerde en een aanslag wilde plegen aan de Côte d’Azur. Het probleem is Europabreed en daarom zou het goed zijn als de diverse inlichtingendiensten internationaal nog beter met elkaar zouden samenwerken.”
Lichtpuntje is volgens Schoen dat de potentiële aanslagplegers meestal nog eenlingen of eventueel duo’s zijn. „Van sterk gecoördineerde groepen die een grote aanslag willen plegen, lijkt nog geen sprake te zijn.”
Gematigde moslims in ons land lijken bedreigd te worden door geloofsgenoten met extreme opvattingen.
„Uitermate triest. Een soort richtingenstrijd als in Irak zal zich in Nederland echter niet snel voordoen, denk ik. De spanningen tussen soennieten en sjiieten maken het des te belangrijker om jihadisme aan te pakken.”
Het kabinet maakt extra geld vrij voor de aanpak van jihadisme. Is dat voldoende?
„Het gaat niet om budgetten of politieke gevechten. Alles wat nodig is voor de veiligheid van burgers, moeten we doen. In West-Europa zijn door de inzet van inlichtendiensten al veel aanslagen voorkomen. Eindelijk lijkt er meer vaart te komen achter de aanpak van jihadstrijders. Al zeg ik er gelijk bij dat het een illusie is om te denken dat je alle aanslagen kunt voorkomen.”
Hoe gaat het volgen van jihadisten in zijn werk?
„Het is een mix van maatregelen. De inlichtingendienst zal veel werk steken in het identificeren van personen, hun bewegingen en hun netwerken. Een belangrijke rol speelt internet. Jihadisten communiceren graag via het wereldwijde web. Verheerlijkende propagandafilmpjes over de strijd in Syrië en Irak zijn voor hen een soort lifeline waaraan ze zich kunnen optrekken.”
Lokale overheden, vooral burgemeesters, krijgen een nadrukkelijker rol bij de aanpak van jihadisten en Syriëgangers, zo blijkt uit de kabinetsplannen. Wat vindt u daarvan?
„Om aanslagen te voorkomen is het van levensbelang dat je een ingang hebt in lokale gemeenschappen. Burgemeesters, buurtregisseurs, wijkagenten, de sociale dienst en woningtoezicht spelen daarin allemaal een rol. Zij moeten signalen oppikken als iemand die niet lekker in zijn vel zit merkwaardige buitenlandse reizen maakt of verdachte contacten onderhoudt. Daarnaast moeten ze zo’n figuur niet aan zijn lot overlaten en met hem of haar in gesprek gaan.”