Armeense christenen maken gruwelijk ‘martelfeest’ mee
ALEPPO. Armeense christenen behoren tot de gemeenschappen die hard worden getroffen door het onophoudelijke geweld in Syrië. Twee mannen uit Aleppo sloegen bijna een jaar geleden op de vlucht. Het was het begin van een lange martelgang.
Carlo Hatsarkorzian en Sako Assadurian woonden met hun families in de wijk Argub in Aleppo, die september 2012 werd veroverd door gewapende milities. Het leven in de wijk werd al snel ondraaglijk. Op 26 juli 2013 besloten Carlo en Sako te vluchten naar Armenië.
Het duo reisde met twee andere mannen en drie vrouwen naar de grens met Turkije. Daar werden ze opgepakt door leden van het Vrije Syrische Leger, die ontdekten dat de zeven christen waren. De drie vrouwen kwamen vrij, de mannen werden in het hoofdkwartier van de strijders opgesloten. Daar dwongen de rebellen de vier om geknield het Onze Vader te bidden terwijl ze hen tijdens het bidden tot bloedens toe sloegen en schopten.
De Armeense christenen werden twee dagen zonder eten en drinken opgesloten in een onderaardse cel. Daarna bood een bewaker hun een fles met drinken aan, die urine van de rebellen bleek te bevatten. „We hadden geen keus” zegt Hatsarkorzian hierover. „Het was of urine drinken, of sterven van de dorst.”
‘Feest’
Na ruim drie weken werden de vier overgebracht naar een cel die ”de feestzaal” werd genoemd. Hier werden ze ondervraagd door een islamitische sjeik die hun de foto’s liet zien van een groot aantal Armeniërs uit Aleppo. Het rebellenleger bleek uitgebreide dossiers te bezitten over Armeense christenen in Syrië, inclusief namen en adressen. De sjeik schold de vier uit, noemde hen leugenaars en kondigde aan dat er die avond een „feest” zou beginnen.
Dat feest bleek te bestaan uit mishandelingen. Nog diezelfde avond werden de mannen met hun voeten aan een stang gebonden die aan het plafond hing. Ze werden geslagen met staalkabels en kregen elektrische schokken toegediend. Daarmee bleek het ‘feest’ niet voorbij: de mishandelingen werden wekenlang iedere dag herhaald.
Op een dag, toen Sako Assadurian met zijn voeten gebonden aan de stang hing, werd zijn vriend Carlo gedwongen de ouders van Sako te bellen. Hij moest 60.000 dollar losgeld vragen. Tijdens het gesprek kregen de ouders het schreeuwen te horen van hun zoon, die gemarteld werd. Op deze manier werd voor alle vier Armeense christenen een losgeld geëist. Het resulteerde in een inzamelingsactie onder christenen in Aleppo. De rebellen van het FSA lieten hun vier gevangenen ondertussen weten dat het „martelfeest” zou doorgaan totdat het losgeld was betaald.
Vrij
Na 45 dagen gevangenschap werden de vier vrijgelaten: Armeense geloofsgenoten in Aleppo waren erin geslaagd het losgeld bijeen te krijgen. Sako en Carlo slaagden er na veel omzwervingen uiteindelijk in om Armenië te bereiken. Ze zijn ernstig getraumatiseerd. In Armenië worden ze nu bijgestaan door de Aleppo Compatriotic Charitable Organization (ACCO), een Armeense organisatie die probeert het leed van christenen te lenigen.