De humaniora staan meer dan ooit onder druk, maar zijn ook meer dan ooit nodig, meent Geerlof de Mooij.
Er wordt vandaag de dag steeds meer en steeds openlijker getwijfeld aan het belang van de humaniora (menswetenschappen). Het nut van dit wetenschapsgebied wordt nog maar door weinigen in onze samenleving ervaren. Opleidingen staan onder druk, onderzoeksgeld droogt op en het kabinet geeft de voorkeur aan de natuurwetenschappen. Ten onrechte. In deze tijd van globalisering en technologische vooruitgang, een tijd waarin de menselijke identiteit onder druk staat, hebben wij de humaniora meer dan ooit nodig.
Het debat rondom de humaniora en de natuurwetenschappen duurt al ruim 300 jaar. In 1725 publiceerde de Italiaanse filosoof Giambattista Vico zijn magnum opus ”Scienza Nuova” – ”De Nieuwe Wetenschap”. Volgens hem waren filosofie en geschiedenis de belangrijkste en nuttigste wetenschappelijke disciplines binnen een samenleving. Hij zag ze als wetenschappelijker dan de natuurwetenschappen en vond dat de samenleving de meeste waarde moest toeschrijven aan de humaniora. Vandaag de dag wordt er echter meer waarde toegedicht aan de natuurwetenschappen dan aan de humaniora. De humaniora spelen in onze samenleving nog maar een marginale rol.
Efficiëntie
Het imago van de humaniora staat al jaren onder druk. We leven in een maatschappij die wordt beheerst door technologie en geregeerd door waarden zoals winst, nut en efficiëntie. Het efficiencydenken heeft ervoor gezorgd dat we liever nadenken over praktische dan over kritische vragen: we vragen ons niet af of iets waar of niet waar, goed of slecht is, maar hoe iets werkt en wat we ermee kunnen. Van basisschool tot en met universitair onderwijs leren we hoe ons economische systeem werkt, in plaats van waarom het zo werkt en hoe het tot stand is gekomen. Onze rede is functioneel geworden, een productiefactor, en heeft zijn filosofische functie –intellectuele vorming– verloren.
De technologische vooruitgang van de laatste jaren speelde een belangrijke rol in deze ontwikkeling. In dit digitale tijdperk wordt kennis steeds meer gereduceerd tot de status van informatie. Het gaat niet langer om het begrijpen, maar alleen nog om het weten. Kennis is data en andersom. Dat wordt duidelijk als we kijken hoe tegenwoordig allerlei menselijke activiteiten worden gekwantificeerd: de beslissingen van consumenten, het welzijn van groepen mensen, de kansen van het Nederlands elftal op het WK voetbal – alles wordt in een getal gestopt. Zo wordt de illusie gecreëerd dat alles wat wij doen of denken in een berekening kan worden gevat en dat de humaniora niet meer nodig zijn.
Als gevolg van deze digitalisering is de menselijke identiteit onder druk komen te staan. Technologie heeft ons sneller en efficiënter gemaakt, maar ook oppervlakkiger en eenvormiger. Door steeds meer kwaliteiten van de mens over te nemen zet de moderne technologie vraagtekens bij wat het betekent om mens te zijn. Een extreem voorbeeld hiervan is het idee dat technologie de eindigheid van het menselijk leven zou kunnen opheffen. Gerenommeerde denkers zoals Stephen Hawking geloven dat naar verloop van tijd de grens tussen mens en machine compleet zal verdwijnen. Het laat zich raden wat voor desastreuze gevolgen zo’n ontwikkeling zou hebben voor onze menselijkheid.
Tegenhanger
Deze menselijkheid wordt niet gewaarborgd door de natuurwetenschappen, wel door de humaniora. De humaniora bestuderen welke technologische vooruitgang wenselijk is voor de mens. Daarmee vormen ze een noodzakelijke tegenhanger van de natuurwetenschappen, die daar geen aandacht voor hebben. De humaniora beschermen ons tegen een steeds verder oprukkend sciëntisme – de gedachte dat alles kan worden verklaard en berekend door de (natuur)wetenschap. Want zelfs de vraag welke plaats wetenschap in het menselijk bestaan zou moeten innemen is geen wetenschappelijke vraag. Het is een filosofische vraag die alleen door de humaniora kan worden beantwoord.
Zoals de Britse filosoof Bernard Williams eens opmerkte: „Menselijkheid is een benaming, niet alleen voor een soort, maar ook voor een kwaliteit.” Het is de taak van de humaniora om die menselijke kwaliteit te bewaren door de studie van kunst, muziek, filosofie, geschiedenis, religie en literatuur. De natuurwetenschappen kunnen nooit een nauwkeurig en volledig beeld geven van zoiets complex als de mens. Zolang als mensen de gevoelige en grillige creaturen blijven die ze zijn, creaturen met een hart en een ziel, zijn de humaniora onmisbaar. Laten ze zich vanaf nu dan ook gedragen alsof ze onmisbaar zijn voor de samenleving, want –of de samenleving het beseft of niet– dat zijn ze.
De auteur studeert international studies. Hij schreef dit artikel ter gelegenheid van een debat over het nut van de humaniora vorige week in Leiden.