Stadsraad Bremen liet leer irenicisme verder ontwikkelen
AMSTERDAM. Het is zijn tweede proefschrift over, grofweg gezegd, gereformeerd leven in zeventiende-eeuws Duitsland. Wat boeit hem zo aan deze materie? Leo van Santen: „Ik kan echt genieten van het tot in detail reconstrueren van een wereld die er eens was, maar die bijna helemaal vergeten is.”
Heel wat keren reisde Van Santen (50) inmiddels naar Bremen, de Noord-Duitse stad die ooit een „brandpunt van gereformeerde ireniek” vormde – zoals het in de titel van zijn dissertatie luidt. Om daar, maar ook elders, bibliotheken te bezoeken, de archieven in te duiken. „Ongeordende archieven, waarvan de archivaris dan zegt: Ik zou er niet aan beginnen.” Voor Van Santen, deeltijddocent Duits aan het openbare Gymnasium Haganum in Den Haag, reden om er juist wel aan te beginnen. „Zo heb ik ook heel wat brieven van de Bremense theoloog Ludwig Crocius kunnen achterhalen. Latijnstalige brieven, die hij bijvoorbeeld schreef aan zijn Amsterdamse collega en vriend Vossius.”
Dat zijn proefschrift zo dik is geworden (448 blz.) komt vooral door het omvangrijke notenapparaat, waarin de promovendus royaal uit deze brieven citeert. „In die zin heeft mijn boek iets van een brievenuitgave. Ik heb dit materiaal aan de vergetelheid willen ontrukken. Omdat het laat zien dat Crocius in zijn functie als prorector van het gereformeerde Gymnasium Illustre in Bremen contacten onderhield met de hele gereformeerde wereld in Europa. Maar ook omdat de briefwisselingen vaak gewoon mooi zijn, en soms heel persoonlijk. Zorgen die er zijn rond de kinderen – Vossius verloor meerdere van zijn kinderen op jonge leeftijd. Of Crocius houdt hem op grond van zijn ervaring in Bremen voor hoe hij bepaalde dingen in Amsterdam beter niet kan aanpakken, in het conflict rond Arminius onder meer.”
Irenicisme
Van Santens studie is een sociaal-historisch onderzoek naar de gereformeerde kerk in Bremen in de eerste helft van de zeventiende eeuw, aan de hand van een beschrijving van het leven van theoloog Ludwig Crocius (1586-1655). „Het is maar weinig bekend dat Bremen in die tijd een bijna Nederlandse stad was”, zegt hij in een conferentiezaaltje in het hoofdgebouw van de VU. „Vanwege de handel –Bremen was een Hanzestad–, maar ook omdat Nederland militaire hulp garandeerde tijdens de Dertigjarige Oorlog, van 1618 tot 1648. Je moet weten: Bremen was een calvinistische, gereformeerde stad in luthers gebied. Dat leverde de nodige spanningen en conflicten op.”
Om deze het hoofd te bieden, schakelde de stadsraad ook de kerk in. „De raad legde daartoe de leer van het zogeheten irenicisme, de ireniek, aan de kerk op.”
Kunt u die wat toelichten?
„Het betrof een ideaal dat eigenlijk al in de tweede helft van de zestiende eeuw was ontstaan, en dat zei: De kerk die na de Reformatie uiteengevallen is, moet zich weer verzoenen. Vervolgens had je een radicaal irenicisme, waarvan de Leidse theoloog Franciscus Junius een vertegenwoordiger was, en een irenicisme dat wat minder ver wilde gaan. Dit stond bijvoorbeeld David Pareus uit Heidelberg voor. Het eerste beoogde een verzoening van katholieken, gereformeerden en lutheranen; het tweede alleen van gereformeerden en lutheranen.
Er is wel beweerd dat Crocius, die in 1610 in Bremen was „berufen” om er hoogleraar te worden aan het Gymnasium Illustre, het irenicisme had meegenomen. Maar wat ik ontdekte, was dat het duidelijk de stadsraad van Bremen is geweest die hem er opdracht toe heeft gegeven deze leer verder te ontwikkelen, juist vanwege de politieke situatie. Dat heeft Crocius ook gedaan, in omvangrijke publicaties.”
Welke aspecten van de –calvinistische en lutherse– leer probeerde het irenicisme zoal met elkaar in overeenstemming te brengen? Die van het avondmaal, in elk geval?
„Ik wil hier benadrukken dat mijn boek sociaal-historisch van aard is, niet dogmatisch theologisch. Maar inderdaad: de avondmaalsleer, en ook de leer van de predestinatie. Steeds was dan de stelling: Laten we nu eens kijken naar de oorspronkelijke leer van de kerk, die van de Vroege Kerk. Dan móéten we er toch samen uit kunnen komen? Want daarmee stemmen we beide in.”
Uitvoerig beschrijft Van Santen hoe het stadsbestuur van Bremen steeds probeerde de verschillende partijen in de godsdienstige twisten van die tijd te vriend te houden. „Vanuit Bremen werden drie theologen afgevaardigd naar de Dordtse Synode, in 1618-1619: Crocius, Matthias Martinius en Heinrich Isselburg. Als opdracht gaf de stadsraad hun mee de gematigde leer over te brengen; niet de leer zoals Dordt die uiteindelijk zou formuleren. Crocius heeft dat tegenover voorzitter Johannes Bogerman ook geprobeerd. Hij heeft een middenpositie willen innemen tussen arminianen en de orthodoxie. Maar hij kreeg weinig weerklank. Wat nu? De stadsraad van Bremen gaf de afgevaardigden het advies de besluiten van Dordrecht wel te ondertekenen, maar met de afspraak dat daar in Bremen geen volledig vervolg aan zou worden gegeven. Die houding typeerde de raad steeds: op deze manier werden de banden met Nederland goed gehouden, maar bleef ook het conflict met de lutheranen uit.”
Wat motiveerde u tot uw onderzoek?
„Mijn eerste proefschrift, ”Das Dorf als literarischer Kosmos”, dat in 2005 in Aken is uitgegeven, ging over het leven van de auteur Aegidius Henning, een gereformeerde dorpsdominee die woonde tussen vijandige boeren ten noordoosten van de stad Frankfurt. Ik had me dus al wat gespecialiseerd in het Duitse calvinisme.
Maar ik moet hier toch vooral met ere noemen mijn promotor, prof. Wim Janse. Hij is gepromoveerd op Albert Hardenberg, een Nederlandse theoloog uit de zestiende eeuw die de stad Bremen mede in de richting van het calvinisme heeft gebracht. Na zijn promotie ging Janse wel verder met zijn onderzoek, maar omdat hij aan de VU meer bestuurlijke functies kreeg, kwam hij daar eigenlijk steeds minder aan toe. Hij heeft me toen –echt tot mijn verbazing– voorgesteld dat ik bij hem een tweede promotiestudie zou gaan schrijven.
Nu wil ik nog een prosopografie gaan schrijven, een soort naslagwerk met allemaal korte biografietjes, van de hoogleraren die aan het Bremense Gymnasium Illustre hebben gewerkt. Om op die manier ook inzicht te geven in hoe de lijnen liepen, de netwerken waren.”
Uw dissertatie komt in oktober uit bij Brill in Leiden. Niet de allergoedkoopste…
„Zeg dat. Het boek gaat 168 euro kosten. Het verschijnt als deel 69 in de serie Brill’s Series in Church History, onder redactie van Wim Janse. De andere kant is: je wordt met een boek in zo’n prestigieuze reeks wel hoogst serieus genomen.”
U hebt zelf een christelijke achtergrond?
„Het antwoord is nee. Vaak stellen mensen me deze vraag niet, omdat ze ervan uitgaan dat iemand die zich met deze thematiek bezighoudt, zelf ook wel religieus moet zijn. Maar bij mij is dat niet het geval.”
Toch opmerkelijk.
„Bij mij is het zo: ik ben germanist, houd van Duits. Maar ook van Latijn. En van monnikenwerk. Ik doe niets liever dan onderzoeken, schrijven. Over allerlei onderwerpen trouwens, ook over kunstenaars in Amsterdam tijdens de Tweede Wereldoorlog of zo. En al onderzoekende, al schrijvende, wordt zo’n onbekende wereld mijn wereld. Gereformeerd Bremen, Crocius – het is helemaal míjn wereld geworden.”
VU-symposium over zeventiende-eeuws Bremen
Leo van Santen (50) promoveert vrijdagmiddag aan de Vrije Universiteit in Amsterdam op de Duitstalige dissertatie ”Bremen als Brennpunkt reformierter Irenik”. Voorafgaand aan zijn promotie heeft een symposium plaats met als thema ”Theologische en literaire tendensen in het zeventiende-eeuwse Bremen”. Dit begint om 11.00 uur in de Senaatszaal. Sprekers zijn prof. dr. Guillaume van Gemert (Nijmegen), prof. dr. dr. Christoph Auffarth (Bremen), drs. Pieter Rouwendal (Amsterdam), dr. Jan van de Kamp (Amsterdam, Bremen) en Gert Leurdijk (Amsterdam). Het symposium behandelt onder meer het in het gereformeerde Bremen bloeiende „irenicisme.”
Lees ook: