Herbert von Karajan: geniaal en autoritair musicus
Hij was een van de meest spraakmakende dirigenten van de vorige eeuw: Herbert von Karajan. Maar ook een van de meest omstreden musici, vanwege zijn betrokkenheid bij de nazipartij in Duitsland. Portret van een even geniaal als autoritair musicus, die 25 jaar geleden op 81-jarige leeftijd overleed.
Jaren geleden vervulde ik mijn militaire dienstplicht in een afgelegen bunkertje in het zuiden van Brabant. Ik ontmoette daar een jongen die een idool had: Herbert von Karajan. Alleen al bij het noemen van deze naam schoot hij vol: Karajan, de keizer der dirigenten.
Een jaar of vijf later liep ik in Arnhem een platenzaak binnen en snuffelde daar wat rond. „Kunt u het vinden, mijnheer?” klonk plotseling een bekende stem. Mijn voormalige dienstplichtige maat. Hij bleek nog even trouw aan zijn idool en roemde nog eens diens kwaliteiten. Ging het om Brahms, Beethoven of Bruckner? Geen dirigent die de structuur van hun symfonieën zo openlegde, die zo fraai de klankverhoudingen beheerste, de juiste tempi wist te kiezen en de emotie overtuigend wist over te brengen. En dan die uitstraling, die in zichzelf gekeerde blik, de ogen gesloten… Alleen die markante kop al met dat enigszins verwarde haar. Een titaan…
Mythe
Inmiddels is het alweer 25 jaar geleden dat de maestro overleed. De reacties daarop waren nogal verdeeld. Naast grote bewondering voor wat hij tot stand had gebracht klonken er kritische geluiden over zijn oorlogsverleden en de megalomane projecten die hij aan het eind van zijn leven had opgezet om het nageslacht te laten weten hoe de grote klassieken eigenlijk moesten worden uitgevoerd.
Van dit gigantische videoproject is na zijn dood weinig meer vernomen. Trouwens, ook de naam Herbert von Karajan verdween vrij snel naar de achtergrond. Zelfs Deutsche Grammophon, die hem met goud beloonde maar ook kapitalen aan hem heeft verdiend, ondernam weinig om de mythe Von Karajan levend te houden.
De reden daarvoor lag in een reeks elkaar versterkende oorzaken die te maken hadden met zijn eigenzinnige persoonlijkheid en zijn pro-nazihouding voor en tijdens de oorlog. Bij meerdere collega’s kostte een vergelijkbare misstap hun hun carrière, zoals bij Willem Mengelberg en Paul van Kempen.
In 1933 trad de Oostenrijker Herbert von Karajan toe tot de NSDAP. Of dat uit ideële of pragmatische motieven was, zullen we nooit zeker weten, maar laten we het houden op een combinatie van beide. Aan het eind van de oorlog –hij had tijdens de oorlogsjaren rustig aan zijn loopbaan als sterdirigent kunnen werken– werd hem de grond te heet onder de voeten en week hij uit naar Milaan, samen met zijn vrouw Anita Güntermann. Zij was afkomstig uit een rijke industriefamilie die innige banden met Joseph Goebbels onderhield. Toch liep Von Karajan gevaar, omdat hij een oproep voor militaire dienst had genegeerd en dus als deserteur werd gezocht. Italiaanse vrienden wisten hem echter te verbergen in een van hun luxe villa’s.
Dat Von Karajan zijn oorlogsverleden dusdanig retoucheerde dat hij tóch een wereldcarrière heeft kunnen opbouwen, zegt behalve over zijn geldingsdrang ook veel over zijn muzikale ambitie. Daarbij lukte het hem om zich als man van de wereld te presenteren in een show met dure auto’s en vrouwen. Graag bestuurde hij zijn privéjet naar de Europese oorden van vermaak waar de rijken der aarde elkaar troffen en waar hij een graag geziene gast was.
Dertig repetities
Na de oorlog mocht Von Karajan niet meer dirigeren, maar dat duurde slechts tot 1947. Daarna rees zijn ster snel tot grote hoogte. Hij dirigeerde in Wenen, Bayreuth, Londen en Milaan. In 1955 volgde zijn benoeming tot ”muziekdirecteur voor het leven” bij de Berliner Philharmoniker.
Kort daarna werd hij artistiek directeur bij de Wiener Staatsoper. Daardoor werd hij ook chef van de beroemde Wiener Philharmoniker, en daarmee verstevigde hij zijn grip op de Salzburger Festspiele. Deze positie speelde hij geraffineerd uit tegenover zijn Berlijnse orkest –in de volksmond ook wel ”Zirkus Karajan” genoemd–, dat ook weleens in de Mozartstad had willen spelen, maar door zijn autoritaire baas op afstand werd gehouden. Zelf riep Von Karajan ook nog enkele festivals in het leven, zodat hij zich nog meer in de schijnwerpers kon plaatsen.
Natuurlijk beschikte de man ook over bijzondere kwaliteiten. Alleen al zijn vermogen het optimale uit een orkest te halen, spreekt voor zich.
Nederland deed Von Karajan slechts enkele keren aan, in 1938 en in 1943, toen hij onder meer de Eerste Symfonie van Brahms vastlegde. Verteld wordt dat hij na de oorlog nog een keer gevraagd werd, maar toen dertig repetities eiste omdat hij het Concertgebouworkest niet goed genoeg vond… Een sterk verhaal, omdat artistiek leider Marius Flothuis hem vanwege zijn naziverleden tot in de grond van zijn hart verfoeide.
Routine
Von Karajans discografie beslaat meerdere bladzijden. Sommige symfonieën van de grote meesters nam hij wel vier of vijf keer op, wat vooral te maken had met de voortschrijdende opnametechniek.
Artistiek werd hij met het klimmen der jaren niet beter. Dat is goed te horen als je zijn Brahmsopname uit 1964 vergelijkt met die uit 1978. De perfectie en klankschoonheid zijn er bij de laatste opname nog wel, maar het gedreven musiceren van de vroegere Berliners lijkt te hebben plaatsgemaakt voor een zekere routine.
Herbert von Karajan miste uiteindelijk het innerlijk vuur van iemand als de Italiaanse dirigent Arturo Toscanini, bij wie je ondanks de mindere opnamekwaliteit nog altijd verrast wordt door de muzikale overtuiging. In wezen was Von Karajan op het laatst van zijn leven meer met zichzelf bezig dan met de muziek.
Dirigent Jan Stulen: Von Karajan is in Strauss onovertroffen
Dirigent Jan Stulen (1942) uit Wilnis, jarenlang hoofdvakdocent orkestdirectie aan de conservatoria in Maastricht en Rotterdam, heeft Herbert von Karajan diverse malen live meegemaakt: als dirigent en als docent in Salzburg.
Het „fenomeen” Von Karajan heeft hem altijd gefascineerd. „De eerste keer dat ik hem in levenden lijve zag, was in 1962. Ik was nog student. Hij voerde in het Holland Festival in Amsterdam met de Berliner Philharmoniker Stravinsky en de Derde Symfonie van Beethoven uit. Een ongelooflijke ervaring. Zoals Von Karajan de trappen afkwam: een soort halfgod. En de manier waarop hij het orkest volledig in z’n macht had: die man had een waanzinnig charisma.” Ook de manier van spelen was bijzonder. „Bij het Concertgebouworkest was Haitink net begonnen. De perfectie in het orkestspel kon en moest in Nederland nog verder ontwikkeld worden. En dan komen daar de Berliner Philharmoniker met hun geoliede perfectie…”
Twee jaar later nam Stulen deel aan een dirigentencursus in Salzburg, waar Von Karajan een middag gastles kwam geven. „Ontzettend leuk. Een paar van ons –ik niet– moesten voordirigeren. Het viel mij op hoe aardig en collegiaal hij met anderen omging. Niks uit de hoogte, maar heel ontspannen. Hij deed zelf ook dingen voor. Hij was bijvoorbeeld een hele tijd bezig met het begin van de Eerste Symfonie van Brahms. De slagen van de paukenist moesten precies zoals hij het wilde. Hij stond toen al als dictator te boek, en het moest ook allemaal precies zoals hij wenste, maar zijn omgang met andere musici was heel soepel.”
Na 1964 zag Stulen de Oostenrijkse dirigent nog diverse malen bezig. „Zelfs nog een paar maanden voor zijn dood, in het voorjaar van 1989 in Hannover. Dat was ontluisterend. Er was heel weinig over van zijn grootheid. Hij moest het podium op worden geholpen. Met vage gebaren dirigeerde hij de Berliner, die op eigen kracht twee Brahmssymfonieën speelden.” Stulen kan zich het overlijden van Von Karajan die zomer nog goed herinneren. „Dat was in juli, op een zondag. Ik was in Oostenrijk, en daar zorgde dat voor een enorme ophef. Hij was toch een absolute grootheid.”
Welke betekenis heeft Von Karajan volgens Stulen in de orkestwereld gehad? „Zijn dirigeertechniek was toen heel bijzonder. Andere dirigenten waren vooral met het strakke ritme bezig, maar hij werkte veel meer vanuit een tijgerachtige soepelheid, ook in zijn slag. Dat heeft wel navolging gevonden. Dat strakke, kapelmeesterachtige doet niemand meer. Wat Von Karajan ook stimuleerde, was dat orkestleden naar elkaar leerden luisteren, zodat het orkest een eenheid vormde.”
Als het gaat om de interpretatie van de muziek, is veel van wat Von Karajan deed gedateerd, zegt Stulen. „De manier waarop hij Bach en Vivaldi dirigeerde, is nu volstrekt niet meer te genieten. En zoals hij Mozart vertolkte, dat was al tijdens zijn leven niet meer gebruikelijk.”
Bij de grote 19e-eeuwse componisten zoals Beethoven, Brahms, Bruckner en Richard Strauss lag zijn kracht, aldus Stulen. „Maar ook zijn overgepolijste vorm van musiceren in Beethoven en Brahms, waarbij alle scherpe kantjes eraf gingen, is toch echt gedateerd. Zo doet niemand het meer. Dan zie je dat de oudemuziekbeweging, waarmee Von Karajan niets te maken wilde hebben, niet alleen op barokmuziek maar ook op de uitvoering van ander repertoire invloed heeft uitgeoefend.”
Anders is het met Strauss, Verdi en Puccini. „Daarin ligt zijn blijvende betekenis. Zeker in de muziek van Strauss blijft Von Karajan voor mij nog steeds onovertroffen.”