Dirigent Jan Willem de Vriend muzikaal thuis in Overijssel én China
Opgeleid als violist maakte Jan Willem de Vriend furore met zijn Combattimento Consort Amsterdam. Met het ensemble specialiseerde hij zich in 17e- en 18e-eeuwse muziek. Vanaf komend seizoen richt de musicus zich echter volledig op zijn activiteiten als dirigent. „De symfonieorkesten in Nederland raken steeds meer van alle markten thuis.”
Het gaat goed met ‘zijn’ Nederlands Symfonieorkest. Tegen de landelijke trend in kende het Twentse orkest een groei van maar liefst 8 procent aan publiek. De 51-jarige Jan Willem de Vriend, sinds 2006 chef-dirigent van het orkest, weet er nog wel enkele wapenfeiten aan toe te voegen: „Er is geen orkest in Nederland dat aan zo veel tv-opnames heeft meegewerkt en zo veel cd’s en dvd’s heeft gemaakt als het Nederlands Symfonieorkest. Het enige Nederlandse orkest dat eraan kan tippen, is het Koninklijk Concertgebouworkest.”
Tot 2011 ging het orkest uit Enschede binnen de Nederlandse grenzen door het leven als Orkest van het Oosten. „Onder leiding van mijn voorganger, Jaap van Zweden, maakte het orkest een succesvolle tournee door Amerika. Om verwarring te voorkomen, is toen ook de naam maar aangepast in The Netherlands Symphony Orchestra. Het orkest laat internationaal veel van zich horen. Onlangs zijn we uitgenodigd voor een Schumannfestival in Spanje en we zijn nog niet zo lang terug van een tournee door China. Dan kun je natuurlijk geen Orkest van het Oosten meer heten.”
In de Randstad wordt nog weleens neergekeken op het orkest uit de provincie.
„Totaal ten onrechte! We zijn thuis in steden als Enschede, Zwolle en Deventer, maar werken op internationaal niveau. Dit lijkt elkaar tegen te spreken, maar juist door de lokale support hebben wij een enorme expansie kunnen doormaken. We spelen in Amsterdam, door heel Europa, in China, maar we begeleiden met evenveel genoegen Händels ”Messiah” of Mendelssohns ”Paulus” uitgevoerd door een plaatselijke oratoriumvereniging. Daar voelen we onszelf niet te goed voor. Sterker nog: we bouwen daarmee een sterke band op met ons eigen publiek. En dat gaat steeds beter. Onze vrijdagserie van het volgende seizoen is op voorhand al bijna uitverkocht.”
Den Haag
Onlangs werd Jan Willem de Vriend benoemd tot vaste dirigent van het Residentie Orkest. Met ingang van 1 augustus 2015 zal hij gedurende een periode van vier jaar gemiddeld zes weken per seizoen het Haagse orkest leiden.
Wat kan Den Haag verwachten van Jan Willem de Vriend? „De middag direct na de bekendmaking werd ik gebeld door een platenmaatschappij met de vraag of ik in was voor cd-opnamen met het Residentie Orkest. Met het Nederlands Symfonieorkest heb ik geweldige Mendelssohn- en Beethovenseries kunnen doen. Dat krijgt een vervolg met Brahms. In Den Haag gaan we ons richten op Schubert. Zijn symfonieën worden veel te weinig uitgevoerd. Een Schubertintegrale zal erg op zijn plek zijn. Ik hoop werkelijk dat dat gaat lukken.”
Twijfelt u daar dan aan?
„Als ik aan iets begin, gaat dat altijd gepaard met diepgaande studie naar de achtergronden en geschiedenis van de muziek. Dat kost mij blijkbaar meer tijd dan bij andere dirigenten het geval is. Hoeveel sommige dirigenten naast elkaar kunnen doen, ik begrijp werkelijk niet hoe ze dat voor elkaar krijgen. Over twee jaar dirigeer ik de symfonieën van Brahms bij het Nederlands Symfonieorkest. Maar ik ben ondertussen al een tijdje bezig met onderzoek.”
Overijssel krijgt dus over twee jaar een heel andere Brahms te horen?
„Er zijn veel misvattingen bij orkesten over de muziek van Brahms. In een briefwisseling van de componist las ik dat een concertorganisatie speciaal voor hem zestien eerste violen geregeld had. Dat was bij ons in Enschede ook gangbaar als er Brahms werd gespeeld. De componist schreef echter per omgaande met verontwaardiging terug dat hij niet zestien, maar slechts tien eerste violen nodig had. Het orkest wordt dus in ieder geval kleiner. De muziek van Brahms wordt vaak met veel vibrato gespeeld. Uit bronnen blijkt echter dat hijzelf daar niet zo veel van moest hebben: „Ach, vibrato is voor amateurs.” Ook de instrumentatie passen we aan. Brahms gebruikte liever natuurhoorns, terwijl deze met de uitvinding van de ventielen juist helemaal uit begonnen te raken. Ik merk overigens steeds meer dat Brahms als mens en musicus terugviel op oude tradities. Brahms heeft alles te maken met Mozart, Beethoven en Schubert, maar uiteindelijk kom ik steeds weer bij Bach uit. We zien Brahms doorgaans te veel als een laatromanticus.”
Rijke taal
De opgedane kennis kan Jan Willem de Vriend kwijt tijdens de orkestrepetities, maar ook het publiek wordt getrakteerd op bevlogen muziekcolleges. Wat heeft Beethovens Negende Symfonie te maken met een levensgevaarlijke stoommachine? En Mendelssohns Reformatiesymfonie met de Augsburgse Confessie?
Regelmatig is De Vriend te gast tijdens radio- en tv-uitzendingen. „Muziek is een taal. Je moet de mensen iets bieden om van die taal te kunnen genieten. Het gaat in mijn toelichtingen niet om een waarheid. Want wat is waarheid? Ik wil het publiek handvatten geven om te kunnen luisteren.”
Spreekt goede muziek niet voor zichzelf?
„Klank, lawaai is niet voldoende. Je moet als luisteraar het geluid kunnen ordenen en in een kastje kunnen stoppen om het te begrijpen. Dan kan ik onzin praten over de Reformatiesymfonie van Mendelssohn, maar voor het publiek geeft dat wel een houvast om te luisteren. Muziek is zo’n rijke taal! Om met Händel te zeggen: „Muziek kan de mens completer en rijker maken.” Dat is zo ontzettend waar. Daarom heb ik ook het mooiste beroep ter wereld.”
Was dat ook de aanleiding om destijds het Combattimento Consort Amsterdam op te richten?
„Ik was vroeger al helemaal gek van Bach. Als ik Bach luisterde, dan was het leven goed. Na het conservatorium wilde ik een programma maken rondom Bach, om die muziek beter te leren begrijpen. We speelden ook werken van Heinichen, Biber en Fux. Die muziek waren we opnieuw aan het ontdekken, bleek achteraf. Het was helemaal niet de bedoeling om daar lang mee door te gaan, maar uiteindelijk heeft het Combattimento Consort 32 jaar bestaan.”
Ensemblecultuur
Nederland kende tot op heden een uitgebreid netwerk aan ensembles. Tientallen groepen en groepjes garandeerden dat er in concertzalen, kerken en wijkgebouwtjes meer te horen was dan een symfonische Mozart, Beethoven en Mahler. Dankzij deze ensemblecultuur werd veel oude muziek van het stof ontdaan en kregen nieuwe muzikale experimenten de kans zich te bewijzen.
De Vriend, eens zo actief binnen dit ensemblenetwerk, richt zich nu volledig op zijn activiteiten als dirigent van symfonieorkesten. „Veel ensembles zijn destijds voortgekomen uit een behoefte aan iets wat er nog niet was. De symfonieorkesten in Nederland raken echter steeds meer van alle markten thuis: oude muziek, moderne muziek, alles. Daar zijn ensembles als Asko|Schönberg niet meer voor nodig.”
De ensemblecultuur is dus overbodig geworden?
„Overbodig is niets in de muziek. De ensemblecultuur is wel overschat. Wat Ton Koopman doet met zijn Amsterdam Baroque Orchestra & Choir is nog steeds nieuw. Dat moet ook blijven bestaan, en laten nu juist zíj worden gekort op subsidies! Andere ensembles doen dingen die de symfonieorkesten ook doen. Het Residentie Orkest kan uitstekend uit de voeten met de ”Schöpfung” van Haydn of het Requiem van Mozart. Veel ensembles doen het dat niet na. Nederland is het enige land ter wereld met een dergelijke ensemblecultuur. Dat heeft erg veel opgeleverd. Er wordt meer hedendaagse muziek gespeeld dan ooit, de oude muziek is ontdekt, het Koninklijk Concertgebouworkest kan nu ook spelen zonder vibrato. Kortom: het is gelukt.”
Vóór de bezuinigingen gold de Nederlandse muziekcultuur internationaal als voorbeeld.
„Als ik nu in het buitenland vertel wat hier doorgevoerd wordt aan bezuinigingen op cultuur en over fusies van orkesten, gelooft men mij gewoonweg niet. Het dramatisch wat er gebeurt.”
Minister Bussemaker zegt dat het ondanks de bezuinigingen op cultuur nog erg goed gaat.
„Dat is ook zo, maar dat komt omdat het voorheen zo goed was. De grote klap moet nog komen. Nog twee seizoenen, dan zullen we het merken: de orkesten zullen minder te horen zijn, de concertprogramma’s zullen minder worden gevoed en grote talenten zullen hun heil zoeken in het buitenland.”
Hoe nu verder?
„Drie procent van de mensen die regelmatig naar klassieke muziek luisteren, gaat regelmatig naar een concert. Aan ons de taak om ook die andere 97 procent binnen de muren van de concertzaal te krijgen.”
Speelt u nog weleens viool?
„Nauwelijks. Toevallig heb ik onlangs nog gespeeld op een begrafenis van iemand die mij zeer dierbaar was. Toen dacht ik wel: „Heerlijk, wat is dit toch een mooi instrument!” Maar viool spelen gaat niet samen met het bestuderen van de partituren. Ik moet mij concentreren op het dirigeren. Het vertrouwen dat toporkesten mij geven, wil ik niet beschamen.”
Meer informatie: www.janwillemdevriend.com