Liturgie: van Calvijn tot dans en drum
AMSTERDAM. In Amsterdam heeft deze week de presentatie plaatsgevonden van het boek ”Worship in the network culture”. De publicatie biedt een nieuwe kijk op liturgie in de breedste zin van het woord.
Het boek is een publicatie van de hand van prof. dr. Marcel Barnard (Protestantse Theologische Universiteit), prof. dr. Johan Cillliers (universiteit Stellenbosch, Zuid-Afrika) en prof. dr. Cas Wepener (universiteit van Pretoria, eveneens Zuid-Afrika). De uitgave geeft een stand van zaken van de hedendaagse liturgiewetenschap.
Het biedt een overzicht van wat er speelt op het terrein van liturgie en de bestudering daarvan. Daarbij moet je bij liturgie niet alleen aan de kerkdienst op zondag denken, aldus Barnard, hoogleraar liturgiewetenschappen in Amsterdam en Stellenbosch. Het is breder, véél breder.
Het Engelstalige boek is vooral voor predikanten en predikanten in opleiding geschreven, en voor collega-wetenschappers. Voor gemeenteleden komt een en ander in meer „toegankelijke taal en ook in kleinere brokken” beschikbaar, legt Barnard uit.
De auteurs hopen met de publicatie predikanten materiaal in handen te geven waardoor zij niet alleen begrijpen wat er gaande is op het brede veld van de liturgie, maar ook hun gemeenten kunnen helpen te komen tot een voor die plaats goede liturgie.
Hour of Power
Barnard: „We beginnen het boek met een reeks voorbeelden van wat wij onder liturgie verstaan. Samengevat: het gaat daarbij om rituelen die op een of andere manier met het christelijk geloof te maken hebben, soms meer, soms minder. Om te beginnen dus kerkdiensten, maar dat dan weer niet alleen hier in Nederland, maar ook bijvoorbeeld in zogenaamde Afrikaanse onafhankelijke kerken diep in het platteland van Afrika, met dans, het ritme van de drum, healings, het slachten van dieren, et cetera. Verder besteden we aandacht aan liturgie op televisie en internet: ”Hour of power”, virtuele begraafplaatsen en altaren. Ook diensten in zorginstellingen, in de krijgsmacht en events als de EO-Jongerendag en ”The Passion” nemen we onder de loep. De populaire Taizévieringen bespreken we eveneens.”
Liturgie is er ook in het privédomein, in Khaya La Bantu op de Oostkaap of in Appingedam in Oost-Groningen, aldus de hoogleraar. „Dan heb je het over hoe mensen thuis in de privésfeer rituelen uitvoeren. Denk aan het branden van een kaarsje voor een foto van iemand die gestorven is, of het Bijbellezen aan tafel. Dat noemen we niet snel liturgie, omdat we zijn opgevoed met een beeld dat liturgie in de kerk thuishoort.”
Het tegendeel is waar, aldus Barnard. Tegenwoordig zijn er al museumdiensten, bijvoorbeeld in Museum Boijmans Van Beuningen, en diensten met straatjongeren zoals Youth for Christ die organiseert, en landschapskruisen en bloemenmonumenten waar iemand is verongelukt. „De liturgiewetenschap houdt zich bezig met dat brede rituele veld. Het is niet toevallig dat ik dit boek heb geschreven met twee collega’s uit Zuid-Afrika: we leven in een tijd van een wereldchristendom en we kijken over grenzen heen.”
Vloeibaar
Er was een tijd dat christenen de liturgie bespraken aan de hand van standaardmodellen: klassiek-gereformeerd of oecumenisch-protestants. Barnard: „Liturgie volgens het boekje. Maar dat kan niet meer. Ten eerste zijn die modellen in de praktijk eigenlijk nog maar beperkt te vinden, maar bovendien is het veld veelkleuriger geworden, gevarieerder. Veel ritueel of ritualiteit bevindt zich op de grens van kerk en cultuur, kerk en wereld. De grenzen van de kerk zijn niet meer zo duidelijk te trekken. Het is allemaal vloeibaarder geworden.”
Daar wordt ook in de titel van het boek naar verwezen: ”Worship in the network culture”. „Een netwerk kenmerkt zich door vele verbindingen en door knooppunten. Verbindingen zorgen ervoor dat dingen vloeibaar worden. Op het terrein van de liturgie geldt: er is niet meer één type liturgie, met één liedboek en één stijl. Je komt geregeld kerkdiensten tegen waarin orgel en praiseband, liedboek en opwekking hun bijdrage leveren. Daar komt nog bij dat met name de liedcultuur zoals je die in meer evangelische en charismatische kringen tegenkomt, zich verspreidt via internet. Over de hele wereld worden dezelfde honderd topsongs gezongen.”
”Going global” is wat de auteurs betreft niet het nieuwe adagium, aldus Barnard. „Juist als alles vloeibaar wordt en permanent in beweging is, komt de vraag op: Maar wat is mijn eigen identiteit? De allesbeheersende verbondenheid roept de vraag op naar je eigen wortels. Je ziet kerken die heel bewust teruggrijpen op hun eigen wortels. Verbondenheid en verworteling gaan samen in de netwerkcultuur, die beide noties zijn kenmerkend voor de netwerksamenleving. Het gaat erom een balans tussen die twee te vinden: je tot je eigen wortels te verhouden en tegelijkertijd verbonden te zijn met het veelkleurige wereldchristendom.”
Het boek laat volgens de liturgiehoogleraar ook zien dat worship niet alleen maar „een stijl in de gospelmuziek” is, die door onder anderen gospelster Michael W. Smith in Nederland groot werd gemaakt. „Ik zou het Engelse ”worship” vertalen met ”eredienst”. Zo is het ook bedoeld in de titel van ons boek. Tegelijkertijd horen we in het alledaagse Nederlands dat woord inderdaad in een wat beperkte betekenis. Het roept meteen beelden op van de evangelicale liturgie. Zo bedoelen wij het niet, al is dat óók een legitiem en belangrijk onderdeel van het liturgisch ritueel. Bedenk dat de Anglicaanse Kerk haar laatste liturgieboek ”Common worship” heeft genoemd en dat bevat het hele anglicaanse liturgische repertoire!”
Dank- en lofgebed
Worship is ook ‘gewoon’ wat er in protestantse erediensten gebeurt, maar je kunt God daarin niet claimen, zo betogen de auteurs. Barnard: „Johannes Calvijn heeft in zijn leven tweemaal een liturgieboek gepubliceerd, en hij noemt ze ”La forme des prieres” en ”La manyere de faire prieres” – dus ”Vorm van het gebed” en ”Wijze waarop de gebeden gebeden worden”. Voor een van onze stamvaders is het gebed dus de kern van de eredienst. Ik denk altijd dat dat een reactie is op de Rooms-Katholieke Kerk van zijn dagen. De kerk beschikt niet over God, en als je de liturgie viert, dan is God nog niet gedwongen ook aanwezig te zijn. Nee, God is vrij en moet gebeden worden. En dan zijn er vele vormen van gebed: het vraaggebed, het smeekgebed, het dank- en lofgebed.”
Dat laatste is in het Grieks het eucharistia-gebed, het gebed aan de maaltijd van de Heere. Barnard: „Daar gaat het ruimhartig en vrolijk aan toe. In evangelische kringen begint de dienst met ”praise and worship”. Deze God, Die gevraagd en gesmeekt wil worden, is ook de God Die geprezen wil zijn. Je geliefde wil bezongen zijn. In de kerkdienst moet de relatie met God gevestigd, bevestigd, hersteld en bezongen worden, dat is voor de protestantse kerkdienst wezenlijk. In ons boek gaan we daar in het laatste hoofdstuk op in.”
Uit materiaal dat studenten meenemen van hun stageplekken ziet hij een enorme variatie en veelkleurigheid. „Op sommige plaatsen is daar veel ruimte voor, op andere minder, en er zijn ook plekken waar het muurvast zit of waar men gewoon tevreden lijkt te zijn met hoe het gaat.”
Liturgie is als de inrichting van je huis, meent de hoogleraar. „Je bent doorgaans erg aan die inrichting gehecht, en als de stoel scheef staat, heb je de neiging hem recht te zetten. En je wilt al helemaal niet dat het iedere week helemaal anders staat. Er is volgens mij geen wreder televisieprogramma dan dat waar iemand verrast wordt en ’s avonds als hij thuiskomt zijn of haar hele huis veranderd is. We raken van slag van veranderingen, maar anderen houden er juist van. Juist ook weer in onze tijd waar alles permanent in beweging is.”
Volgens Barnard was zowel Luther als Calvijn voor een grote vrijheid in de inrichting van de eredienst. „Het verbaast mij altijd dat juist in kringen waar men zich op de Reformatie beroept, er geen enkele ruimte of alleen maar een heel beperkte ruimte voor experimenten is. Ik zou opnieuw voor een middenweg willen pleiten. Alles iedere keer anders is doodvermoeiend, maar alles altijd hetzelfde is de dood in de pot.”
De liturgiewetenschap beweegt mee met het veld, met de praktijk. Barnard: „Omdat de praktijk verandert, verandert de liturgiewetenschap. De tijd dat liturgiewetenschappers konden zeggen hoe het moest, is echt allang voorbij. Ik merk in de nascholing van predikanten dat zij dat ook weleens irritant vinden. Ze komen dan op cursus en verwachten of willen dat ik zeg hoe het moet. Maar mijn antwoord is altijd dat ik het ook niet meer weet, maar dat ik wel bepaalde aanwijzingen kan geven. Bijvoorbeeld over de eerder genoemde verbondenheid en verworteling, over hoe de vroege reformatoren over liturgie dachten, enzovoorts, maar dat het verder sterk afhangt van de context en de mensen die de liturgie vieren. Dat is ook wel heel mooi, vind ik. De gemeente is eigenaar van de liturgie en niet de dominee, laat staan een professor van de universiteit.”