Commentaar: Nooit uitgeregeerd
In de wandelgangen aan het Binnenhof wordt het regelmatig gefluisterd: nog even en de coalitie is uitgeregeerd; de belangrijkste bezuinigingsoperaties, die het hart van het regeerakkoord vormen, zijn geheel of bijna geheel door het parlement geloodst. Als dat klopt, rijst de vraag: Hoe moeten VVD en PvdA de komende drie jaar –Kamerverkiezingen staan pas in maart 2017 op de rol– doorbrengen? Met uitgeput en ongeïnspireerd op de winkel passen?
Wie het rapport ”Naar een lerende economie” van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) leest, beseft dat daar geen enkele noodzaak en aanleiding toe is. In dit in november vorig jaar uitgebrachte rapport luidt de WRR min of meer de noodklok over onze economie. Niet dat Nederland het momenteel zo slecht doet, maar decennia van welvaart hebben ons land wel gemakzuchtig gemaakt. Als we niet oppassen en nalaten om met name ons onderwijssysteem rigoureus te vernieuwen, dreigen we achterop te raken, waarschuwt de WRR. We moeten met z’n allen slimmer en wendbaarder worden om ons in de snel veranderende wereldeconomie staande te kunnen houden, schrijft de raad, die zijn advies vergezeld doet gaan van concrete aanbevelingen en aandachtspunten.
De reactie van het kabinet op dit doorwrochte advies viel tegen. „Het meeste wat erin staat doen we allang”, stelden de ministers Kamp (EZ) en Bussemaker (OCW) destijds al te sussend in een interview met de NRC. Premier Rutte koos deze week, in een Kamerdebat over het rapport, dezelfde verdedigingslinie, al ging hij wel akkoord met het voorstel van de Kamer om een ”toekomstfonds” van zo’n 100 miljoen euro te creëren waaruit innovaties en verbeteringen van de economie gefinancierd kunnen worden.
Dat laatste is natuurlijk niet verkeerd. Toch is het tegelijkertijd niet meer dan een eerste stapje. De grote vraag is namelijk wat de regering dan vervolgens met dat geld gaat doen en of die centen dan werkelijk ingezet gaan worden om het Nederlandse verdienvermogen te verbeteren.
Belangrijker nog dan zo’n toekomstfonds is dat politici tussen de oren krijgen dat gemakzucht en gearriveerdheid uit den boze zijn als het over onze economie en ons onderwijsbestel gaat. Als het klopt dat het Nederlandse onderwijs achteruit boert, dat op middelbare scholen een op de vijf lessen door een onbevoegde docent worden gegeven en dat leraren aan nascholing veel te weinig toekomen, moet dat bij bewindslieden en Kamerleden alarmbellen doen rinkelen.
Van politici mag worden verwacht dat zij niet te snel tevreden zijn met wat zij feitelijk al doen, maar dat zij in het maken van beleid steeds bezig zijn met de vraag: Is dit werkelijk voldoende? En: Wat kan ik nog meer doen? Toegespitst op het thema van de WRR: Hoe kan ik het beroepsonderwijs nog beter laten samenwerken met het bedrijfsleven, hoe kan ik het onderwijssysteem wendbaarder maken, hoe zorg ik dat onze uitgaven aan zorg en sociale zekerheid de uitgaven aan onderwijs niet verdringen? enzovoort.
Een coalitie die deze kwesties beetpakt, is nooit uitgeregeerd.