Utrecht herdenkt 500e sterfdag Suster Bertken
UTRECHT. Vijfhonderd jaar na het sterven van ”Suster Bertken” luidde gisteravond om 19.30 uur de Bertkenklok in de Utrechtse Buurkerk.
Bertha Jacobsdochter (1426/1427-1514) kreeg bekendheid doordat ze 57 jaar in een ingemetselde kluis naast de Buurkerk leefde en in die tijd proza en poëzie schreef. Ze was de eerste vrouw van wie in de Nederland literair werk gedrukt is.
„De wereld hield me in haar macht Met haar talloze valstrikken; Nu ben ik haar ontvlucht. Ach, dat ze heel bedrieglijk is Dat heb ik wel degelijk ervaren;”
Zo luidt het eerste couplet van een van de gedichten van Suster Bertken. Het werd gisteren tijdens een symposium over Suster Bertken gezongen door het ensemble Trigon, dat is gespecialiseerd in het bestuderen en uitvoeren van middeleeuwse spirituele muziek.
De organisatie van de bijeenkomst in het gebouw van het Ariënsinstituut in Utrecht was in handen van de drie uitgevers van Bertkens literaire werk, in samenwerking met de Tilburg School of Catholic Theology (TST), locatie Utrecht.
Drs. Casper Staal, oud-conservator van Museum Catharijneconvent, noemde Suster Bertken „een loot aan de stam van de moderne devotie.” In deze beweging staan onder meer het navolgen van Christus en de persoonlijke relatie met Christus centraal.
Prof. dr. Gerard Rouwhorst, hoogleraar liturgiegeschiedenis aan de TST, stelde dat Suster Bertken in menig opzicht „een typische, misschien extreme” vertegenwoordiger was van de middeleeuwse spiritualiteit. Hij vindt haar in haar nadruk op het lijden van Christus en de persoonlijke beleving van het geloof bij haar tijd passen.
Het unieke zit voor Rouwhorst in haar gedichten en passieboekjes, in haar radicale levenswijze en ascese. Opvallend vindt hij in haar poëzie en proza de nadruk op de relatie met Christus, terwijl in de late middeleeuwen bij velen juist zonde, dood en oordeel een grote rol speelden. De hoogleraar veronderstelde dat het ontbreken van de dood als thema te maken had met het inkluizingsritueel, dat eigenlijk al een begrafenisritueel was. „Ze woonde al in haar graf.”
Suster Bertken stond in de traditie van de kluizenaars, die al vanaf de eerste eeuwen na Christus in de woestijn en in het bos gingen wonen om zich in de eenzaamheid geheel aan God te kunnen wijden. Soms stroomden de mensen van heinde en verre toe voor een advies van de kluizenaar. In het middeleeuwse Utrecht kwam inkluizen in een kerk wel vaker voor. In de Jacobikerk in Utrecht is nog een gedeelte van een dergelijke kluis te zien.
Bertken, dochter van een priester en een onbekende moeder, leefde in een kluis van zo’n 3 bij 4 meter die naast de Buurkerk gemetseld was. Er zaten twee vensters in. Het ene keek uit op de straat, het andere op het hoogkoor.
Suster Bertken leefde in ascese: ze hulde zich in een grof haren kleed, ging blootvoets, at geen vlees of zuivel en stelde het zonder vuur. Haar dagelijks leven bestond uit het meevieren van de liturgie in de kerk, bidden, het troosten van voorbijgangers, schrijven en mogelijk handwerken.
Over haar literaire werk, dat nog in 2007 opnieuw verscheen, sprak Suster Bertkenkenner Fons van Buuren, oud-universitair hoofddocent in Utrecht. Hij noemde van haar hand een passieboekje over het lijden en sterven van Christus, gebeden, meditaties over Kerst en een dialoog tussen Jezus en de ziel. Suster Bertken had een eigen geluid dat paste in de traditie van de moderne devotie. Ze was niet altijd origineel maar steunde in haar meditaties, aldus Van Buuren, op een handboek over meditatie van Gerard Zerbolt van Zutphen.
Lees ook in Digibron:
Jarenlang „besloten in een cluysse” : Vrouwen in de kerkgeschiedenis – door dr. Harm Veldman (Reformatorisch Dagblad, 08-01-2013)
Een kluis met uitzicht naar boven – door C. Bregman (Reformatorisch Dagblad, 03-07-2000)
Palet & Pennestreek – over Suster Bertken (Reformatorisch Dagblad, 17-10-1989)