Hoop
Ezechiël 39:29
„En Ik zal Mijn aangezicht voor hen niet meer verbergen, wanneer Ik Mijn Geest over het huis Israëls zal hebben uitgegoten, spreekt de Heere Heere.”
Ik mag wel tot u zeggen wat Paulus tot Agrippa zei: „Wat? Wordt het bij u ongelooflijk geacht, dat God de doden opwekt?” (Handelingen 26:19). Hij Die het getuigd heeft, weet hoe Hij het goed maken zal, want Hij is de Opstanding en het Leven!
Zeker, het zou een groot voorrecht zijn als onze harten heden met hoop vervuld werden, hoewel wij geen hoop hebben –zoals we eerder gezegd hebben– dat we het met onze eigen ogen mogen aanschouwen in onze dagen. Die hoop zal vergezeld gaan met een levendige blijdschap, hoewel ze nog onvervuld blijft. „Abraham heeft zich verheugd om Mijn dag te zien, en hij heeft hem gezien en is verblijd geweest”, hoewel het ongeveer 2000 jaar van tevoren was.
Het is duidelijk dat er geen weerbastiger ding in de hele wereld is dat zo verlammend werkt als het ongeloof. Te kijken naar de droeve stand van zaken in de wereld zoals die nu is, daar hopeloos op neer te zien met de gedachte dat het nooit meer beter kan of zal worden… niets kan onze zielskrachten meer verstijven en verzwakken en ons doen zinken in een pessimistische geest dan dat. Maar de hóóp daarop geeft een van tevoren genoten blijdschap in de ziel en een tegenwoordig deelgenootschap in de aangename dingen die komen zullen, hoe ver we nog van die tijd verwijderd zijn.
John Howe, predikant te Torrington
(”De uitstorting van de Heilige Geest”, 1678)