Polen doet graag mee in de Europese Unie
Polen krijgt steeds meer inspraak in Brussel, zijn buitenlandminister is favoriet voor een toppositie en het machtige Berlijn ziet Warschau als trouwste bondgenoot. Europa kan een optimistisch, progressief Pools geluid verwachten. Maar hoe is Polen daartoe gekomen?
Het lijkt een onvoorstelbare paradox: het land dat eeuwenlang is opgedeeld, bevochten, etnisch gezuiverd, weggevaagd door zijn buren, omhelst Europa het hartelijkst van allemaal. Warschau treedt naar voren als de pleitbezorger van het Europese project – het kan niet anders. Polen weet zich veroordeeld tot dat continent, het ligt daar nu eenmaal verankerd, en ten einde de geschiedenis voorgoed achter zich te laten, trekt de regering-Tusk het initiatief naar zich toe.
Maar het is niet de angst die domineert. Waar geen Europees land de recessie kon ontwijken, groeide de Poolse economie stoïcijns door. Polen toont zich zelfverzekerd aan de wereld, is in een neerslachtig Europa vrij eenzaam in zijn optimisme. Maar de laatste maanden is de bezorgdheid teruggekeerd: wat Oekraïne overkomen is, kan ook ons gebeuren. Al is het antwoord op Rusland vanuit Warschau eenduidig: méér Europa.
Het gezicht van dat vooruitstrevende Poolse geluid is Radoslaw Sikorski, minister van Buitenlandse Zaken. In Brussel zoemt zijn naam rond voor de dit jaar vrijkomende post van EU-buitenlandcoördinator. Eerder in zijn leven overmande de euroscepsis hem – Sikorski studeerde in Oxford, dineerde met Conservatieve toppolitici zoals David Cameron en stond terughoudend tegenover Europese integratie. Maar sinds een aantal jaren, zeggen mensen die hem kennen en beluisteren, „gelooft hij in Europa.”
Op bezoek bij zijn oude vriend Cameron zei Sikorski: „Ga er niet van uit dat we jullie helpen de EU te gronde te richten of te verlammen.” Ook sprak hij premier Rutte vermanend toe, en riep bondskanselier Merkel op tot daden: „Ik ben waarschijnlijk de eerste Poolse buitenlandminister die zegt: Ik heb minder vrees voor Duitse macht dan voor Duits nietsdoen.”
Op dat moment, in 2011, verkeerde de eurozone in levensgevaar. Sikorski meende dat alleen Merkel Europa bijeen kon houden, kon redden. „Duitsland is zonder twijfel onze naaste bondgenoot”, zegt Marcin Zaborowski, directeur van het Polish Institute of International Affairs, de invloedrijkste denktank. „De betrekkingen met Berlijn zijn, zoals ik het noem, geëuropeaniseerd. In 1990, na de val van de Muur, wilde Duitsland met Polen in het reine komen zoals eerder met Frankrijk. Verdragen werden getekend, Polen en Duitsers werkten over de grens, de jeugd ging op uitwisselingskampen. De historie is niet uitgewist, maar de negatieve sentimenten zijn overwonnen. Zonder de EU was de hernieuwde relatie niet bindend geweest: het is het huis waarbinnen de verzoening plaatsvond.”
In 2004 trad Polen toe en was sindsdien netto-ontvanger van EU-gelden: jaarlijks 11 miljard euro – ondanks de economische groei van 16 procent tussen 2008 en 2011, is Polen nog altijd een van de armere Europese naties. „Met dat geld is het land gerestaureerd”, zegt Ewa Synowiec, EU-ambassadrice in Warschau. Het gebombardeerde stadshart is herbouwd, moderne torenflats verrijzen, metrolijnen, parken.
Weelde
In Europejska, zijn favoriete grand café aan het grote plein in Krakau, overdenkt Zdzislaw Mach de Poolse maatschappij. „Voor hoogopgeleide Polen was de Idee Europa altijd verbonden met intellectuele vrijheid en mensenrechten”, vertelt Mach, hoofd van het Instituut voor Europese Studies aan Jagiellonian Universiteit. „Lager geschoolden zagen vooral weelde achter het Gordijn. Pas sinds 1989 konden Polen weer over Europa denken als een werkelijkheid waartoe ze wilden behoren, om barrières te slechten, kennis te maken met diversiteit. Het was een ontdekking dat Europa niet homogeen is qua welvaart, culturen en levensvisies – zoals het Oostblok dat ook niet was. Polen leerde de laatste tien, twintig jaar dat democratie draait om het beschermen van minderheden. Jodenhaat is nu haast uitgewist.”
Adam Zamoyski herinnert zich een avond in 1999. De NAVO verwelkomde eerder die dag Polen als lid, voordat Zamoyski’s vliegtuig landde in Warschau. Zijn taxichauffeur wilde na het ritje graag naar huis: het was tijd voor champagne. „Na 1989 luidde de slogan: de terugkeer naar Europa”, zegt Zamoyski, schrijver-historicus en publiek intellectueel. „Aansluiting bij de NAVO bezegelde dat. Toen pas eindigde de Tweede Wereldoorlog daadwerkelijk. En vanaf toen verwerd de zoektocht naar een dieper Europa bureaucratisch; het grote ideaal was vervuld.”
Nog steeds streven veel Polen naar de Europese waarden die Mach noemt en liggen de geschiedenisboeken opengeslagen, maar de roep om ”meer Europa” gaat meestal gepaard met technisch beleid, zoals Zamoyski analyseert. Bijvoorbeeld: „Op een zeker moment”, zegt EU-ambassadrice Synowiec, „deed Moskou Poolse vleesproducten in de ban. Die industrie is groot in Polen, en veel burgers ondervonden meteen last van de boycot. Dankzij Europese bemiddeling is de ban opgeheven – toen merkten velen wat voor werk de EU doet.”
Inspiratie
Sikorski lijkt met zijn gepolijste Britse accent en met zijn uitspraken en toon al voor te sorteren op een Brusselse post: „Europa is een supermacht,” zei hij in debat met Henry Kissinger, „het bezit de grootste economie op aarde. Als het op handel aankomt, en we bellen Microsoft of Gazprom, dan spreken we met één stem. In de diplomatie moet Catherine Ashton dat ook gaan doen.” Of, betogend in The Guardian: „Voor Polen geldt: Europese integratie is geen crisis, maar een inspiratie. Polen accepteert niet dat de solidariteit afneemt. Zoals Tusk zei toen hij de Karelsprijs ontving: Wij, Polen, geloven werkelijk in Europa.”
Niet alleen pleit Sikorski voor meer zeggenschap voor het buitenlandbureau van de EU, maar ook voor een sterker Europees Parlement en Europese Commissie, en zelfs voor een Europees leger. „Eigenlijk”, meent Mach, „voor elke stap richting een federatie – dat woord gebruikt hij niet, maar hij doelt er wel op, omfloerst.”
Het slachtofferschap hoort bij de Poolse identiteit, vindt hoogleraar Zdzislaw Mach. „Tragedies, onrecht, samenzweringen, het is ons allemaal overkomen, ons leed was ultiem – zo denken Polen graag. Het is de toon die aanslaat. In de jaren negentig gebruikte de Poolse politiek die vroegere pijn om snelle toelating tot de EU te eisen. Een van de broers Kaczynski eiste een zwaarder stemgewicht in Brussel; zonder de Tweede Wereldoorlog waren er 6 miljoen meer Polen geweest, redeneerde hij.”
De eerste regering-Tusk wisselde in 2007 het defensief in voor de vlucht vooruit, vervolgt Mach. „Voor die tijd schuilde er in relaties met andere landen altijd gevaar – vanuit welke hoek komt de aanval ditmaal? Zoals Duitsland niet durfde te domineren, zoals Groot-Brittannië waakte voor koloniaal imago – het verleden leefde voort in het onderbewuste.”
Maar op een vrijdag in augustus 2008 vielen Russische troepen de Georgische provincie Zuid-Ossetië binnen, een vijfdaagse oorlog volgde. „Op die dag”, weet Mach, „drong het zelfs tot eurocynische Polen door dat alleen een sterk Europa, dat met één stem spreekt en één buitenlandbeleid voert, onze veiligheid kan garanderen. Rusland zal Polen als losse natiestaat nooit serieus nemen.”
En nu leven diezelfde zorgen om de Oekraïense toestand. Sikorski nam vaak het voortouw vanuit de EU, reisde vaak af naar Kiev, want hij meent: Wat Poetin in Oost-Oekraïne doet, bedreigt ons allen – Polen voorop.
„Kijk naar de Poolse geografische locatie”, zegt Marcin Zaborowski, „naar onze economie, onze defensie. Als Europa op een dag uiteenvalt, zijn we plots kwetsbaar. Het zou op een tragedie uitdraaien.”
Om de paar jaar oefende het Russische leger in Wit-Rusland, bij de Poolse grens, op mogelijke acties op Pools of Baltisch grondgebied. „Voor West-Europa klonk de Moskouse defensiedoctrine lange tijd abstract, maar wij hebben Rusland nooit tot onze vriendenkring gerekend.”
38 miljoen man sterk
Met 38 miljoen inwoners is de republiek Polen qua grootte de zesde lidstaat van de Europese Unie, na Spanje. In Brussel is Polen ineens een speler met invloed; niet alleen vanwege zijn omvang en economie, maar ook: de nauwe banden met Berlijn, het mag aanschuiven bij eurovergaderingen omdat het de munt wil invoeren, het geprezen EU-voorzitterschap in 2011, en –niet onbelangrijk in Brussel– de ongekend pro-Europese redevoeringen van zijn leiders.