Reve, Wolkers en ’t Hart als identificatiefiguren tijdens het secularisatieproces
Gerard Reve, Jan Wolkers en Maarten ’t Hart – ze zijn identificatiefiguren geworden voor talloze Nederlanders. Promovenda Jesseka Batteau: „Deze auteurs appelleerden aan een gevoel dat velen herkenden.”
Reve en Wolkers werden beiden in de jaren twintig van de vorige eeuw geboren. Als auteurs spraken ze echter niet alleen hun eigen generatie aan, ze werden ook „iconen” voor de jongere generatie.
Wat herkende deze generatie dan in hen? luidde maandag een vraag tijdens de promotie van Batteau, aan de Universiteit Utrecht. Deze: „Ik denk dat dit niet zozeer een kwestie was van het al dan niet samenvallen van levensverhalen. Het is meer dat ook de jongere generatie zich herkende in hun ideeën over wat seculariteit inhield, wat progressief seculier denken is. Reve en Wolkers appelleerden, ook met hun doorbreken van taboes, aan de jarenzestigmentaliteit. Aan een gevoel dat de dingen diepgaand aan het veranderen waren.”
In haar proefschrift ”Literature and the performance of post-religious memory in The Netherlands” onderzoekt Jesseka Batteau (38) de rol die literatuur speelde tijdens de sociale en culturele veranderingsprocessen in Nederland in de jaren zestig en zeventig. Gerard Reve (1923-2006), Jan Wolkers (1925-2007) en Maarten ’t Hart (1944-) fungeerden als „gedeelde identificatiefiguren”, schrijft ze, als „herinneringsfiguren.” Zij zijn „door hun werk en publieke performances in de –in de tijd van Reve en Wolkers opkomende– media belangrijke figuren geworden in de gedeelde interpretatie van het secularisatieproces; zij zijn iconisch geworden voor de Nederlandse post-religieuze conditie en vertegenwoordigen op verschillende wijzen het gezamenlijke afscheid van traditioneel en orthodox Christendom in Nederland. Ik betoog dat deze schrijvers beelden en verhalen hebben aangereikt waarmee lezers en publiek zich konden identificeren en met behulp waarvan zij hun eigen post-religieuze identiteit konden uitdrukken.”
Onverwerkt verleden
’t Hart is hierin wel een wat andere weg gegaan dan Reve en Wolkers, constateert de promovenda. „Waar Wolkers seculiere vooruitgang representeert, staat ’t Hart juist voor een ‘onverwerkt’ religieus verleden.” Veronderstelden zijn critici aanvankelijk dat hij dezelfde kant zou opgaan als Wolkers en „het stadium van achteromkijken” zou ontgroeien, „’t Hart blijft romans en verhalen schrijven over zijn jeugd in Maassluis en de Protestantse cultuur.”
Welke visie heeft Batteau eigenlijk zelf op de jaren zestig? wilde opponent prof. dr. Geert Buelens maandag van haar weten. Hoe hebben de veranderingen zo snel, en min of meer zonder geweld, kunnen gaan? „Grofweg zijn er twee theorieën”, betoogde de Utrechtse hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde. „De eerste is die van James Kennedy: dat de culturele elite erg meegaand was. De tweede is van Hans Righart, die sprak van de dubbelegeneratiedynamiek. Wat is nu jouw visie? Je hebt het herhaaldelijk over de mythe van de jaren zestig. Maar ik vroeg me geregeld af of je de mythe die je wilde bevragen misschien ook niet aan het versterken bent.”
Batteau gaf aan van zowel Righart als Kennedy gebruik te hebben gemaakt. „Voor beide theorieën valt ook wat te zeggen.”
Overleden
De onderzoekster uit Woudenberg kreeg maandag heel wat lof toegezwaaid voor haar 432 bladzijden tellende dissertatie. Waar ze dan ook geruime tijd aan heeft gewerkt, zo merkte haar promotor prof. dr. Ann Rigney (Utrecht) op. „Dat kwam ook omdat in deze periode zowel Gerard Reve als, een jaar later, Jan Wolkers overleed. Dat leverde weer een stortvloed aan nieuw materiaal op. Wat dat betreft, was ik wel eens blij dat Maarten ’t Hart, voor zover ik weet, in goede gezondheid bleef.”
Zie ook:
Jan Wolkers (1925-2007) – In memoriam (Reformatorisch Dagblad, 20-10-2007)
De eerbied verloren : Gerard Reve staat symbool voor ondergang van christelijke beschaving – In memoriam (Reformatorisch Dagblad, 12-04-2006)