Het is als onderwijsinstelling beter om goed te zijn dan uit te blinken in succes, stelt prof. dr. Jan Hoogland.
Hoe schrijf je een bestseller? Door briljant te schrijven of door handige marketing? Wat is goed voetbal? Een met hangen en wurgen gewonnen wedstrijd of een partij met schitterend spel, ook al verlies je die? Is ”goed zijn” hetzelfde als ”succesvol zijn”?
De roman ”Stoner” van John Williams kwam bijna vijftig jaar geleden uit zonder echt op te vallen. Nu is het echter een bestseller. In Nederland zijn er al ruim 135.000 exemplaren van verkocht. Heeft dat iets te maken met de tijd waarin wij leven en de vragen die deze tijd stelt?
Op het eerste gezicht is ”Stoner” een weinig opzienbarend boek. Het vertelt het verhaal van een eenvoudige boerenzoon die na zijn studie universitair docent Engels taal- en letterkunde wordt, een ongelukkig huwelijk heeft en na een leven vol grotere en kleinere tegenslagen uiteindelijk roemloos sterft. Het prototype van een grijze muis.
Daarmee lijkt het op het eerste gezicht een somber boek. Maar ondanks die somberheid spreekt het boek aan. Ik schrijf dat toe aan een bepaalde meer hoopvolle lijn in het boek, namelijk de trouw van Stoner aan de mensen in zijn omgeving en de volharding waarmee hij zich wijdt aan zijn passie voor de letterkunde. Stoner probeerde op zijn bescheiden plek een goed mens te zijn, ook al stuitte hij daarbij steeds op weerstand en leverde het hem weinig succes op.
Blijkbaar ervaren veel mensen in onze succesgerichte tijd dit als een bemoedigende geste: je hoeft niet succesvol te zijn om goed en van betekenis te zijn. Je kunt beter uitblinken in het goede dan in succes. Want succes is lang niet voor iedereen weggelegd. Er kan er maar één wereldkampioen voetbal worden en er passen maar vijftig universiteiten in de internationale lijst van vijftig topuniversiteiten. Waarom altijd jagen op succes en de hoogste plaatsen in de rankings?
Zorgelijk
Tegen deze achtergrond is de huidige situatie in het onderwijs zorgelijk. Ondanks alle aandacht voor en uitgaven aan het onderwijs lijken Nederlandse leerlingen tot de minst geïnteresseerden van Europa te behoren. Bovendien blijkt een belangrijk deel van de startende leraren er binnen vijf jaar alweer de brui aan te geven. Verder hoor je het nodige over scholen waarvan de kwaliteit zwak is en veel geklaag over de werkdruk en de verandercultuur in het onderwijs. Veel scholen lijken zich vooral druk te maken over hun plek op de scorelijsten die ouders raadplegen voor de schoolkeuze voor hun kinderen.
Vanwaar al die verbeter- en veranderdruk? Is het dan nooit goed genoeg? Of vereisen de snelle veranderingen in de omgeving dat er altijd onderwijsvernieuwing moet plaatsvinden? En wat moet je concluderen uit het feit dat veel van die vernieuwingsprojecten óf stranden óf bij lange na niet opbrengen wat men ervan verwachtte?
Het blijkt dat er zodra er iets mis is in het onderwijs, net als in andere sectoren overigens, onmiddellijk wordt ingestoken op verbeteringen van het systeem. Dat wil zeggen dat er nieuwe doelen en prestaties worden geformuleerd en dat allerlei middelen worden ingezet om tot een verbetering van resultaten te komen. Daarbij ligt veel nadruk op objectiveerbare en gestandaardiseerde indicatoren, zodat de prestaties van verschillende scholen ook steeds onderling vergelijkbaar zijn.
Door deze benadering is ook de invloed van het management steeds groter geworden: het managerisme. Managers zetten vaak in op controle en beheersing. Zij proberen de organisatie en de processen te perfectioneren. De verplichting tot registratie en verantwoording neemt toe en het vertrouwen in de bekwaamheid van professionals ebt dikwijls weg. En het lijkt erop dat deze systeemdwang –ondanks alle kritiek– nog steeds groter wordt.
Onbehagen
Waar komt die drang vandaan om de problemen in het onderwijs steeds weer langs de weg van de perfectionering van het systeem aan te pakken? Zou de verklaring kunnen zijn dat mensen tegenwoordig steeds meer moeite hebben om met de gebrokenheid en de macht van het kwaad in de werkelijkheid om te gaan?
Wij leven in de tijd van het onbehagen (naar een publicatie van de filosoof Ad Verbrugge). Dat wil zeggen dat wij in een tijd leven waarin langzaamaan duidelijk is geworden dat de belofte van de moderniteit om een ideale werkelijkheid te creëren (de utopie) niet is uitgekomen. Er zijn geen alternatieven om de macht van gebrokenheid en kwaad te breken. Het onbehagen is hoe mensen, die zijn losgeraakt van religieuze of levensbeschouwelijke interpretaties van het kwaad en het lijden in de wereld, omgaan met de manifestaties daarvan in het alledaagse bestaan. Daarbij wordt al snel met een beschuldigende vinger gewezen naar de intellectuele, maatschappelijke en culturele elite, die zich met niets anders bezig zou houden dan met het veiligstellen van eigen belangen en het vullen van eigen zakken.
Maar tegelijk wordt er voortdurend een appel gedaan op deze elites, omdat men van hen de oplossing verwacht. Met als gevolg dat bij iedere calamiteit in de samenleving overheid en beleidsmakers direct reageren met controlerende en beheersmatige maatregelen.
Kwaad
Hoe moet deze spiraal worden doorbroken? Tegenover het managerisme staat het professionalisme, waarin professionals vragen om vertrouwen in hun betrokkenheid, passie en deskundigheid. Alsof zij nooit gedreven worden door eigenbelang, cynisme of gemakzucht. Juist omdat vertrouwen zo vaak geschaad wordt, zijn controle en verantwoording soms maar al te hard nodig.
Het moet om twee zaken gaan. In de eerste plaats moeten we ons afvragen in hoeverre het streven naar goed onderwijs niet van ons vraagt om ook voortdurend te rekenen met het feit dat wij als mensen niet in staat zijn de gebrokenheid en de macht van het kwade definitief te overwinnen. We zullen de realiteit daarvan onder ogen moeten zien en ons van daaruit moeten richten op de verbetering van ons handelen in de praktijk. Dat maakt dat streven naar het beste in de praktijk vaak de vijand van het goede blijkt te zijn.
In de tweede plaats zullen wij veel meer werk moeten maken van de dialoog over wat wij zelf onder goed onderwijs verstaan. Zodat wij in de scholen waarvoor wij verantwoordelijkheid dragen, goed onderwijs kunnen garanderen. Dat is iets anders dan ernaar streven de beste te zijn: het is beter om goed te zijn, dan uit te blinken in succes.
De auteur is per 1 februari benoemd tot lector vormend onderwijs aan de Educatieve Academie. Dit artikel is een bewerking van de lectorale rede die hij donderdag hield in Zwolle.