Dat heeft Jean-Philippe Cotis, chef-econoom bij de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), dinsdag gezegd in een vraaggesprek met de Duitse krant Handelsblatt. Maandag doorbrak de Europese munteenheid voor het eerst sinds de introductie de grens van de 1,25 dollar. Volgens Cotis is de verhouding tussen de koers van de euro en die van de dollar wel vrijwel overeenkomstig de langetermijnontwikkeling. Juist het tempo waarmee de euro de laatste tijd in waarde stijgt, baart hem zorgen.

Hoge wisselkoersen zijn altijd een risico voor het herstel van de economie. De eurozone, de landen die de euro als valuta hebben, is de enige economische regio waarvan de munteenheid zo sterk stijgt ten opzichte van de dollar. „Dat kan complicaties opleveren”, aldus Cotis.

De eurolanden moeten het voor het herstel van hun economie hebben van de export. „Als die export wordt geremd door de snelle koersstijging van de euro, dan hebben we een probleem.” Cotis zei verder dat de grote overheidstekorten in landen als Frankrijk, Duitsland en Italië ook een risico voor de groei van de economie zijn.

De OESO-econoom ziet ook een risico in een eventuele stijging van de rente. Als de investeringen door de particuliere sector groeien en de overheidstekorten niet snel genoeg omlaaggaan, ontstaat er grote drukte op de kapitaalmarkt. Veel bedrijven concurreren dan met overheden, en dat kan leiden tot een stijging van de lange rente. Sommige particuliere investeerders haken dan af, hetgeen zeer schadelijk is voor het herstel, betoogde hij.