Ezechiël 39:29
„En Ik zal Mijn aangezicht voor hen niet meer verbergen, wanneer Ik Mijn Geest over het huis Israëls zal hebben uitgegoten, spreekt de Heere Heere.”
Er zijn teksten die spreken van de middellijke en onmiddellijke werkingen van de Geest, tot uitbreiding van de kerk. Door beide werkingen zien we zowel de uitwendige als de inwendige heerlijkheid. Hiertoe reken ik alle dingen die bedoeld en ingesloten liggen in teksten waar gesproken wordt over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die in het laatste der dagen komen zullen.
Het betreft hier beeldspraak. Want de hemel en de aarde vormen samen het heelal, heel de geschapen natuur. Deze uitdrukkingen zijn van de schepping afgeleid en tonen hoe algemeen en hoe heerlijk die verandering in de wereld zijn zal. Want bij deze nieuwe hemel en die nieuwe aarde wordt hetzelfde toegevoegd: „waarin gerechtigheid woont.” Tweemaal wordt hierover gesproken in de profetie van Jesaja: dat de Heere een nieuwe hemel en een nieuwe aarde scheppen zal (Jesaja 65:17 en 66:22). En in 2 Petrus 3:1 dat daarin gerechtigheid wonen zal.
Hierin zal de vernieuwing bestaan. Hier worden de omvang en de krachten van die vernieuwing in getekend. De hemel en de aarde, dat zijn alle zichtbare dingen, zullen het doel zijn van deze verandering.
John Howe,
predikant te Torrington
(”De uitstorting van de Heilige Geest”, 1678)