Leids onderzoek naar herinnering aan vervolging protestantse ballingen (1550-1750)
LEIDEN. De hugenoten die vluchtten om aan vervolging te ontkomen, zijn welhaast legendarisch. Minder bekend is hoe het de stroom protestanten uit de Zuidelijke Nederlanden verging. Historicus Johannes Müller deed er onderzoek naar.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog kwam er een enorme migratiegolf op gang vanuit de Zuidelijke Nederlanden. Meer dan 100.000 mensen verlieten hun thuis in Antwerpen, Gent of een andere plek en vestigden zich in de Noordelijke Nederlanden of in Duitsland en Engeland. Hoe hielden deze gevluchte lutheranen, calvinisten en doopsgezinden de herinnering aan vervolging levend? Op welke manier droeg het verleden bij aan hun begrip van zichzelf? Die vragen staan centraal in het proefschrift ”Exile memories and the Dutch Revolt. The narrated diaspora, 1550-1750”, waarop historicus Johannes Müller onlangs in Leiden promoveerde.
Bij protestantse vluchtelingen denken veel mensen al snel aan de hugenoten. Is dat ook de groep die in het onderzoek bedoeld is?
„Nee. Het gaat om Zuid-Nederlandse vluchtelingen. De grootste groep komt uit het gebied dat na 1585 weer rooms-katholiek werd. Zij moesten toen kiezen tussen of rooms-katholiek worden of vertrekken.”
Wat typeerde deze vluchtelingen? Rijkdom, hoge status, culturele elite?
„Het waren mensen die de mogelijkheid hadden te migreren. Voor een deel waren het handelaren die een goed netwerk hadden in steden als Keulen en Frankfurt. Er waren ook grote groepen West-Vlaamse textielarbeiders bij. Maar over het algemeen waren de vluchtelingen over wie ik het heb goed opgeleid. Daardoor ben je je natuurlijk ook beter bewust van de inhoud van je geloof. Een boer die alleen van de pastoor hoorde hoe het zat, zou minder snel geneigd zijn om over te stappen naar het protestantisme. Het was dus deels een elite die vertrok, maar er waren ook mensen uit andere sociale lagen bij.”
U hebt onderzoek gedaan naar protestanten in Frankfurt, Haarlem, Leiden en Londen. Waarom trokken ze juist naar deze steden?
„Het waren plekken waar werk was en waar ze de vrijheid hadden om hun geloof te belijden. Haarlem was een stad die na de oorlog helemaal weer opgebouwd moest worden. Er was dus veel werk. In Leiden bloeide de textielindustrie, waardoor er behoefte was aan nieuwe arbeiders.”
Welke rol speelde het geloof bij hun integratieproces?
„Religie was in de Republiek vaak een heikel thema. De Gereformeerde Kerk was de enige publieke kerk, maar omvatte maar een klein deel van de bevolking. In de Zuidelijke Nederlanden stond religie in het teken van conflict.
Je ziet dat de ballingen iets van die retoriek meenemen in hun omgang met onderlinge meningsverschillen. Gereformeerde vluchtelingen bevochten in pamfletten de doopsgezinden en andersom. Dat ze zelf oorlogsvluchtelingen waren, maakte niets uit. Tegelijkertijd benadrukten zij naar buiten toe dat zij door hun vlucht welvaart hadden gebracht en hielpen om een stad als Haarlem op te bouwen. Zij benadrukten ook de eenheid van de Nederlanden en gingen mee in de retoriek van Willem van Oranje dat er één vaderland was.
De ballingen stelden zich naar buiten toe dus vaak niet op als vurige protestanten, maar vooral als goede Nederlanders. Intern bezigden ze een religieus discours, maar in het publieke domein niet. Als je je op grond van je religie ging identificeren, liep je gevaar om als een radicaal te worden gezien.”
Zijn de mechanismen die u beschrijft ook nu te zien?
„Wat vaak wordt gedacht is dat migranten of helemaal veranderen, of dat ze alles van hun oude identiteit vasthouden. Die tegenstelling klopt niet, en dat zie je ook in mijn onderzoek terug. Migranten zijn op meerdere plekken thuis. Zoals Turken in Duitsland nu bijvoorbeeld kerstbomen kopen, en zich zowel Duitser als Turk voelen, zo was dat vroeger ook.”
Welke rol speelde de Bijbel in de verwerking van geloofsvervolging?
„In de Bijbel gaat het voortdurend over ballingschap. Abraham, Mozes of Israël in Babylon. Of denk aan de uitspraak van Jezus, Die ertoe oproept het stof van je voeten te schudden als je niet gastvrij wordt ontvangen. Mensen konden daar hun eigen verhalen in terugvinden. Ze vonden ook antwoorden op geloofsvragen: Hoe kan het dat God dit heeft toegelaten? In de Bijbel stelt God mensen op de proef, en Abraham is natuurlijk een ultieme geloofsheld. Dat gaf vluchtelingen een interpretatiemodel voor hun eigen situatie.”
Uw onderzoek laat een paradox zien. Veel mensen die geen buitenlandse roots hadden, gingen zich met ballingen identificeren.
„In de late zeventiende eeuw hing er in heel protestants Europa een sfeer van: Onze ouders wisten nog waar het om draaide, maar wij zitten hier tussen de naamchristenen die het allemaal niet serieus nemen. Piëtisten stonden een nieuwe cultuur van vroomheid en verdieping van persoonlijk geloof voor. Ze zochten naar een exclusivering van het geloof. Het verhaal van de ballingen, die als vreemdeling in de maatschappij stonden, sloot daar perfect bij aan.”
Hoe moet je die invloed van het piëtisme waarderen?
„Dat verlangen naar exclusiviteit kan nare sektarische trekjes hebben, maar er schuilt ook iets sympathieks in het niet meegaan met de massa. Er zijn bovendien ook emancipatoire functies uit voortgekomen. De positie van vrouwen was in sommige piëtistische kringen beter. Er is ook al gezegd dat die vluchtelingenmentaliteit het eeuwenoude christelijke antisemitisme afremde. Achteraf wordt dat wel verklaard vanuit de gedachte dat als mensen zichzelf als een minderheid beschouwen, ze ook minder geneigd zijn anderen naar het leven te staan.”
Wat vond u het verrassendst aan het onderzoek?
„We zijn snel geneigd om te denken in vaste identiteiten, maar je ziet dat het vluchteling zijn en het Nederlander of Duitser zijn allemaal door elkaar loopt. Er waren mensen van wie maar één verre voorouder uit de Zuidelijke Nederlanden kwam, maar die zich toch volledig met die ballingen konden identificeren. Die diaspora was geen opeenstapeling van individuen die wat ze meemaakten allemaal hetzelfde beleefden. De herinnering aan de ballingschap fungeerde meer als een verhaal waarmee je je in soms kon identificeren, en soms juist weer niet.”