Sociaal werker onvoldoende voorbereid op ggz-problematiek
De sociaal werker lijkt onvoldoende voorbereid op het ondersteunen van cliënten met een complexe ggz-problematiek, aldus Marlies Visser-van der Sterre en Willem Nijhof.
Om fors te kunnen bezuinigen plaatst de overheid binnenkort een groot aantal psychiatrische patiënten vanuit de inrichting naar een eigen woning in de wijk. Voor hulp zijn zij dan voortaan vooral op de sociaal werker in die wijk aangewezen.
Dit gaat problemen geven. Het roept vragen op naar de toekomstige rol van de eerstelijns sociaal werker.
Participatiesamenleving
De veranderingen hebben alles te maken met de omslag van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving en een zich terugtrekkende overheid. Burgers met een zorgzwaartepakket (zzp) voor ggz (geestelijke gezondheidszorg) in klasse 3 of 4 hadden tot dusver recht op tweedelijnszorg in een instelling. Het gaat hierbij om volwassenen met complexe persoonlijkheidsproblematiek, al dan niet in combinatie met een lichte verstandelijke beperking.
Maar de regelingen hiervoor wijzigden met ingang van 2014 voor zzp klasse 3 en in 2016 gaat dit ook veranderen voor zzp klasse 4. Voortaan krijgen deze mensen in eerste instantie uitsluitend toegang tot eerstelijnszorg van een sociaal werker. Als gevolg hiervan blijven deze mensen in de wijk wonen met relatief weinig begeleiding. Zo’n sociaal werker heeft de taak om mensen met een zwakke sociale of financiële positie laagdrempelig te ondersteunen. Op die manier helpt hij of zij de burger mee te doen in de samenleving. Dit voorkomt dat deze geïsoleerd tussen vier muren leeft.
Deze veranderingen binnen het sociaal domein brengen echter veel onduidelijkheid met zich mee voor organisaties, sociaal werkers en burgers. In hoeverre is de sociaal werker op ondersteuning van de zwaar problematische psychiatrische patiënt voorbereid? En wil hij wel meegaan in de nieuwe ontwikkelingen van het programma Welzijn Nieuwe Stijl (WNS, door de overheid opgestart na de evaluatie van vier jaar WMO) en de kaders die daarin aangegeven worden?
De door ons ondervraagde cliëntgroep is nog onvoldoende in beeld bij de eerstelijns sociaal werker. Aangezien het hier een zeer kwetsbare cliëntgroep betreft, vinden wij het van belang dat de sociaal werker op een adequate wijze kan aansluiten bij de behoeften van de cliënt. Tot de voornaamste behoeften van de cliënt behoren juiste bejegening en gelijkwaardigheid, naast de benodigde professionele zorg.
Verwarring
Sociaal werkers geven aan dat zij verwarring ervaren over hun rol ten opzichte van de zware problematiek van de ggz-doelgroep. Zij missen onder andere duidelijkheid over de tijdsinvestering die zij mogen maken in de begeleiding van de cliënten. De kortdurende ondersteuning die de eerstelijns werker conform de acht bakens van WNS wordt geacht te bieden, lijkt volgens de sociaal werker haaks te staan op de langdurige begeleiding die de ggz-cliënt aangeeft nodig te hebben.
Ook is het de sociaal werker niet voldoende duidelijk waar de grenzen liggen tussen de tweedelijns hulpverlener en de maatschappelijk werker. In hoeverre moeten de sociaalwerkers kennis en ‘zin’ hebben met betrekking tot deze specifieke doelgroep? Wat hoort bij de eerstelijns werker en waar komt de tweedelijns professional in beeld?
In interviews die we sociaal werkers afnamen, gaf een aantal van hen aan weinig kennis van psychiatrische ziekten te hebben en de zwaar psychiatrische cliëntgroep liefst door te schuiven naar de tweedelijnszorg, dus hen niet te zien als eerstelijns doelgroep.
Verwarring wordt er ook geconstateerd doordat er te weinig duidelijkheid is over het beleid van de (lokale) overheid met betrekking tot deze transitie. De sociaal werker heeft het wel nodig dat deze duidelijkheid komt en roept de managers ertoe op om in gesprek te gaan met de overheid, om met behoud van professie en erkenning van de inhoud van het vak maatwerk te kunnen bieden aan de cliënten die tussen wal en schip dreigen te vallen.
Cultuuromslag
Wij concluderen dat de werkers behoorlijk op zichzelf aangewezen raken, nu de tweede lijn zich aan het terugtrekken is. Zij hebben volgens ons meer nodig dan ondersteuning vanuit een wijkteam. Het toevoegen van psychiatrische kennis aan de wijkteams zou een duidelijke meerwaarde kunnen geven. Verder moeten er indicaties gegeven worden door de tweedelijns hulpverlener en niet door andersoortige professionals. Maar ook moet de tweede lijn klaarstaan om de eerstelijns werker te ondersteunen.
De door ons onderzochte werker weet dus niet hoe hij zich moet opstellen na de wijzigingen. Er is nog veel onduidelijkheid en in die zin voelt hij zich niet op alle punten conform de acht WNS-bakens voldoende voorbereid. Een vervolg op ons onderzoek zou kunnen ingaan op de vraag of de tweedelijnszorg voldoende is ingericht om de cultuuromslag te maken in het sociale domein.
De door ons onderzochte organisaties in Rotterdam en Utrecht zijn naar onze mening op hoofdlijnen voldoende voorbereid om de ophanden zijnde transitie het hoofd te bieden. Welzijn Nieuwe Stijl is met voldoende zorg en veel aandacht geïmplementeerd. Bij de werker is er ook voldoende bereidwilligheid geconstateerd om de veranderingen binnen WNS uit te voeren. Naar onze mening is het belangrijk om deze transitie als kans te aanvaarden, met behoud van kritisch vermogen en open dialoog met alle betrokkenen.
De auteurs zijn werkzaam bij maatschappelijke organisaties. Dit artikel bevat een samenvatting van de resultaten van hun afstudeerscriptie voor de opleiding maatschappelijk werk en dienstverlening aan de Christelijke Hogeschool te Ede.