Eurostat meet de welvaart onder meer via de consumptie per inwoner. Die lag in Nederland vorig jaar 8 procent hoger dan het Europees gemiddelde, tegen 12 procent in 2012. Daardoor was de materiële welvaart van huishoudens in negen Europese landen vorig jaar relatief hoger dan in Nederland, terwijl in 2012 slechts vijf landen hoger stonden op de ranglijst. In vergelijking met 2012 moest Nederland vorig jaar België, Denemarken, Finland en Frankrijk laten voorgaan.

Luxemburg stond vorig jaar onveranderd bovenaan, gevolgd door Duitsland. Daar lag de consumptie per inwoner een kwart hoger dan het Europees gemiddelde. Onderaan de lijst staan Bulgarije en Roemenië. Daar is de consumptie per inwoner nog niet de helft van het Europees gemiddelde.

Nederland had in 2013 gerekend per hoofd van de bevolking de op twee na grootste economie van de EU. Het bruto binnenlands product (bbp) per inwoner lag traditiegetrouw verreweg het hoogst in Luxemburg. Die score wordt echter vertekend door de grote hoeveelheid mensen die in het groothertogdom werken, maar elders wonen.

De Nederlandse economie per inwoner was vorig jaar 27 procent groter dan het Europees gemiddelde. De Oostenrijkse economie was 29 procent groter dan het gemiddelde per hoofd van de bevolking, de Luxemburgse 164 procent. Nederland deelde de derde plaats met Zweden en bleef Ierland, Denemarken en Duitsland nipt voor.