Goede voornemens
Bij de goede voornemens voor het nieuwe jaar neemt het stoppen met roken vaak een prominente plaats in. Daarbij is de maatschappij hen die met deze plannen rondlopen op allerlei manieren behulpzaam. Zo hebben werknemers vanaf 1 januari recht op een rookvrije werkplek. In de trein mag ook niet meer gerookt worden.In 30 jaar tijd heeft er wat dat betreft een hele cultuuromslag plaatsgevonden. In het verleden was roken normaal, zeker voor mannen. Thans geldt het als een vorm van verslaving. Wat minder erg dan wanneer je aan de drugs of aan de drank bent, maar het is evengoed een manier om je gezondheid te ondermijnen en, menselijkerwijs gesproken, je leven te verkorten.
Bovendien is inmiddels duidelijk geworden dat niet-rokers schade ondervinden van het verblijf in een rokerige ruimte. Als roker kun je dus niet meer zeggen dat het je eigen beslissing is om te blijven roken en dat andere mensen zich daar niet mee moeten bemoeien. Wanneer dat roken in besloten ruimtes gebeurt, gaat dat ook anderen aan.
Hoewel de gezondheidsrisico’s duidelijk zijn en op elk pakje vermeld worden en de tabaksreclame aanzienlijk is ingeperkt, blijft er toch een harde kern van rokers bestaan. Sinds 1995 is het miljoenenleger van rokers in ons land slechts met 100.000 teruggelopen. Dat is niet veel, al moeten we dat wel afzetten tegen de bevolkingsgroei. Maar in de leeftijdsgroep boven de 16 rookt altijd nog meer dan eenderde. Ook jongeren kiezen daarvoor. Vaak onder druk van hun vriendenkring.
Nu is roken uiteraard niet het enige gezondheidsrisico. Te veel eten en te weinig beweging gelden evenzeer als belangrijke risicofactoren. Veel mensen lijden aan overgewicht. In Amerika is dat nog veel meer het geval.
Maar de schadelijkheid van roken wordt daar niet minder om. De vraag is wat er na de maatregelen die volgend jaar ingaan, nog verder gedaan moet worden om de mensen van het roken af te krijgen. De horeca is nu nog uitgezonderd van het rookverbod. Hoe lang moet die uitzonderingssituatie gehandhaafd blijven?
Waar houdt de taak van de overheid op? Beperkt die zich tot het indringend waarschuwen van de rokers en het veiligstellen van belangen van de niet- rokers? Of moet werkelijk alles uit de kast gehaald worden om mensen van het roken af te krijgen en te voorkomen dat jongeren daartoe overgaan?
Het antwoord op die vraag heeft te maken met de handhaafbaarheid van allerlei verboden, maar ook met de grenzen van de overheidstaak. De hele drugsproblematiek, inclusief de daarmee verbonden criminaliteit, laat duidelijk zien dat de overheid niet alles gedaan kan krijgen.
Regels uitvaardigen is één ding, de nakoming daarvan in de praktijk is een andere zaak. Hoeveel energie er ook in gestoken wordt, het lukt zelfs de VS niet de oorlog tegen de drugs te winnen.
Maar ook de meer principiële grenzen van de overheidstaak moeten hier in de gaten gehouden worden. Het is niet juist als de overheid het menselijk doen en laten volledig wil beheersen. Op een gegeven moment geldt dat de grens bereikt is. Wie ondanks alle waarschuwingen dan toch blijft roken of zelfs gaat roken, die moet het zelf maar weten.