„Bij agrarische dagverblijven mogen kinderen vies worden”
DWINGELOO. Melk komt niet uit een pak maar uit een koe. Een kasteel van modder is net zo mooi als een bouwwerk van klei uit een pakje. En vies worden is bij de ongeveer vijftig agrarische kinderdagverblijven in ons land niet vervelend maar juist leuk. Ze openen zaterdag de deuren om te laten zien hoe ze kinderen in contact brengen met de natuur.
De kinderdagverblijven zijn vrijwel allemaal gevestigd in of naast een agrarisch bedrijf en worden veelal geleid door de boer of de boerin. „Het belangrijkste werk is de boerderij en daarnaast zijn ze een kinderdagverblijf begonnen, vaak uit idealisme”, weet Margit Borst van de Verenigde Agrarische Kinderopvang, de coöperatie van de verblijven.
De ouders die hun kinderen naar zo’n agrarische peuterspeelzaal of crèche brengen, doen dat om hun kinderen lekker buiten te kunnen laten spelen. „We vangen kinderen op in een natuurlijke omgeving. Zo leggen sommige boeren voor de kinderen een blotevoetenpad aan, waar ze eerst door zacht gras, dan door de modder en daarna door zand lopen om alle aspecten van de natuur te ervaren”, vertelt Borst. „Er wordt ook wel geknutseld, maar dan liever met milieuvriendelijke producten. Modder in plaats van synthetische klei bijvoorbeeld.”
Kinderen op de agrarische opvang leren niet bang te zijn voor een beetje regen. „Buiten spelen en in de plassen stampen is het mooiste dat we te bieden hebben”, weet Annigje Gille van kinderdagverblijf De Koeienwei in Bergschenhoek. „Soms zijn ze tot op de draad doorweekt maar ze hebben de tijd van hun leven. Pas als het te koud wordt, willen ze naar binnen. En we brengen elke dag wel een bezoekje aan de koeien.”
Gille benadrukt dat in haar kinderdagverblijf dezelfde regels gelden als in een crèche ‘in de stad’. „We vragen ons af of een activiteit risico met zich meedraagt. Als dat niet zo is, dan kan een kind bijvoorbeeld prima in de blubber spelen. Als hij zijn handen maar wast voor het eten.” Bij kinderdagverblijf Kukelekú bij Putten dragen de kinderen bij het buitenspelen een overall. „We hebben ook regenoveralletjes, zodat ze het hele jaar door naar buiten kunnen”, vertelt eigenares Frieda Esveld.
Zowel De Koeienwei als Kukelekú opereren vanuit het christelijk gedachtengoed. „Uiteraard bidden we voor het eten, maar het zit ook in kleine dingen. Wie heeft de bomen gemaakt? Dat heeft de Heere God gemaakt”, zegt Gille. „Ieder kind is welkom. De helft van de ouders kiest bewust voor het buitenleven en heeft zelf niet zoveel met het geloof.”
Op de boerderij kunnen kinderen dingen meemaken die bij een normaal kinderdagverblijf niet zo vaak voorkomen. Een dier kan ook krabben of bijten, bijvoorbeeld. Gille: „We hebben ook een ezel en soms bijt die een kind. Dan koelen we en stellen we het kind gerust, net zoals dat in de normale kinderopvang gebeurt bij een bezoekje aan de kinderboerderij. Ouders weten dat er risico’s zijn. Het is niet leuk als zoiets gebeurt, maar het hoort er ook bij en het is ook nodig om op te groeien.”
De eigenaren houden ook rekening met rampspoed voor hun agrarisch bedrijf. Wanneer de pluimveehouderij van Kukelekú zou worden getroffen door een besmettelijke vogelziekte, hoeft dat niet meteen sluiting van het kinderdagverblijf te betekenen. Esveld: „We hebben een tweede oprit, waardoor we het pluimvee kunnen afschermen van de rest. Het kinderdagverblijf kan dan gewoon doordraaien.”
Bij de open dag zaterdag hoeven de agrariërs geen opblaaskussens op te zetten. „We hoeven niet alles uit de kast te trekken om bijzonder gevonden te worden”, weet Gille. Bij Kukelekú kunnen bezoekers ervaren wat er zo leuk is aan opvang op de boerderij. Daar vindt zaterdag een traptrekkerrace plaats en kunnen kinderen eierdozen omgooien. Esveld: „Natuurlijke aankleding, daar zijn we goed in.”