Bijbel al vóór de Reformatie beschikbaar in volkstaal
GRONINGEN. De Bijbel was in de late middeleeuwen al ruim beschikbaar in de volkstaal. Dit gegeven gaat in tegen de opvatting dat de Bijbel in die tijd was voorbehouden aan de geestelijkheid of tegen de veronderstelling dat volkstalige Bijbels in die periode zelfs niet bestonden.
Dat concludeert de Groningse promovendus Mart van Duijn (1981) in een proefschrift over de Delftse Bijbel (1477). Voor zijn studie ”Gods Woord gemeengoed. Een sociale geschiedenis van de Delftse Bijbel” (een handelseditie is in voorbereiding), waarop hij vandaag in Groningen promoveerde, onderzocht hij vrijwel alle overgeleverde exemplaren van de Delftse Bijbel. Van Duijn bestudeerde de voorgeschiedenis en ontvangst van deze eerste gedrukte Bijbel in de Nederlandse taal, ook de vroegste Nederlandstalige druk met een datum.
Op 10 januari 1477 verscheen in Delft deze gedrukte editie van het Oude Testament, nu algemeen bekend als de Delftse Bijbel, vertaald uit het Latijn in het Nederlands. De twee drukkers, Jacob Jacobszoon van der Meer en Mauricius Yemantszoon van Middelborch, hadden hun werk verricht, zo schrijven ze, „tot stichting en lering van gelovige christenen.” Laatmiddeleeuwse Bijbels bestonden overigens vrijwel altijd uit een selectie van Bijbelboeken, in tegenstelling tot de opvatting dat een Bijbel een complete uitgave was met zowel het Oude als het Nieuwe Testament.
Als eerste gedrukte Bijbel in de Nederlandse taal en als een van de vroegste Nederlandstalige gedrukte boeken heeft de Delftse Bijbel in de loop van de geschiedenis veel aandacht gehad van verzamelaars en onderzoekers. Uit het proefschrift van Van Duijn blijkt dat de Bijbel in de middeleeuwen zeker niet was voorbehouden aan de geestelijkheid of dat volkstalige Bijbels zelfs niet bestonden.
Al ver voordat Luther in 1520 met zijn vertaling de Bijbel ‘bevrijdde’ voor het grote publiek werden door drukkers zoals die van de Delftse Bijbel al stappen in die richting gezet en circuleerde de Bijbel in verschillende redacties in de volkstaal. Dat gebeurde in handschriftelijke vorm al vanaf de dertiende eeuw in de Nederlanden en elders in Europa. De productie van Middelnederlandse Bijbelhandschriften groeide in de vijftiende eeuw zelfs explosief. Vanaf 1477 kwamen daar nog eens gedrukte Bijbels bij. Al die Bijbels vonden hun weg naar geestelijken en leken.
Van een verbod op het bezitten of lezen van volkstalige Bijbels was op het moment van verschijnen van de Delftse Bijbel nog geen sprake, aldus Van Duijn. „De enige belemmering om er een aan te schaffen, zal van financiële aard geweest zijn. Pas vanaf de jaren 20 van de zestiende eeuw werden de tegenstellingen tussen de verschillende geloofsstromingen zo groot dat de Rooms-Katholieke Kerk besloot bepaalde volkstalige Bijbels te verbieden.”
Blijft de vraag, die u zelf ook stelt, hoe Luther kon beweren dat hij zelf voor zijn twintigste jaar nog nooit een Bijbel had gezien.
„Het is onduidelijk of Luther echt voor zijn twintigste nog nooit een Bijbel had gezien. Feit is wel dat de Bijbel in het Duits op grote schaal circuleerde, misschien nog meer dan die in het Nederlands. Daarnaast kan de uitspraak ook onderdeel geweest zijn van de retoriek van Luther waarmee hij zijn eigen vertaling kracht wilde bijzetten.”
De Reformatiekenner Thomas Kaufmann zegt in een recente studie dat de Bijbel door de kerk als een verdacht boek op afstand werd gehouden omdat de ketterse bewegingen in de middeleeuwen feitelijk ”Bijbelbewegingen” waren.
„Er zijn inderdaad bepaalde ketterse bewegingen, zoals die van de Waldenzen in Frankrijk en de lollarden in Engeland, die hun eigen Bijbelvertalingen hadden en ook zelf handschriften produceerden. Het ketterse van deze bewegingen zat hem echter niet in het feit dat zij de vertalingen hadden, maar betrof andere, meer theologische kwesties. Daarnaast is bewezen dat veel van deze Bijbelvertalingen ook bij ”niet-ketters” terechtkwamen en zelfs door geestelijken werden gelezen. Het verband tussen ketterse bewegingen en de Bijbel in de volkstaal gaat daarom maar ten dele op. Pas vanaf de jaren twintig van de zestiende eeuw worden volkstalige Bijbels een probleem voor de Katholieke Kerk.”