Commentaar: Succes maatschappelijke stage koesteren
Successen, daar moet je zuinig op zijn. Die gulden regel blijkt in de politiek niet altijd te werken. Dinsdag besloot de Eerste Kamer om de maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs niet langer te verplichten. Begin februari nam de Tweede Kamer die beslissing. Daarmee komt een waardevol initiatief dat nog geen drie jaar geleden met valide argumenten werd ingevoerd, onder druk te staan.
De maatschappelijke stage houdt in dat leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs dertig uur vrijwilligerswerk doen. Ze kunnen daarbij kiezen uit een veelheid aan activiteiten, variërend van papier prikken tot ouderen helpen in een verzorgingshuis. Het doel is dat jongeren al vroeg leren hun handen uit de mouwen te steken in het belang van de samenleving, zonder daar geld mee te verdienen.
Het initiatief paste in de filosofie van het toenmalige kabinet-Balkenende om goed burgerschap te promoten. De gedachte was: als jongeren het plezier van zo’n stage ervaren, blijven ze hopelijk ook in de toekomst vrijwilligerswerk doen. En vrijwilligers hebben we niet snel te veel in ons land.
Scholen én leerlingen gingen over het algemeen enthousiast met de maatschappelijke stage aan de slag. Het was weleens lastig om voldoende werkplekken te vinden, maar leerlingen zochten zelf mee. De regering trok er bij de start, in september 2011, 51 miljoen euro voor uit om het nieuwe fenomeen tot een succes te maken. Maar nu er fors moet worden bezuinigd, ook in het onderwijs, wordt er aan de stoelpoten van de maatschappelijke stage gezaagd.
Scholen houden de mogelijkheid om hun leerlingen vrijwilligerswerk te laten doen. En als ze daarvoor kiezen, blijven ze er ook geld voor krijgen. Daar zag het aanvankelijk niet naar uit, maar die belangrijke toezegging van staatssecretaris Dekker in de Eerste Kamer neemt een deel van de pijn weg. Maar de verplichting gaat eraf. De maatschappelijke stage wordt een speeltje voor scholen die het leuk vinden. Zien ze er niets in, dan hoeven ze er ook niets mee te doen. Het is de vraag of deze vrijblijvendheid, die na de zomer ingaat, een verbetering is.
De scholen hechten aan de maatschappelijke stage. Ze toonden zich bereid om er zelf geld in te steken, toen het debat over afschaffing ervan op gang kwam. Dat zegt genoeg. Ook in het reformatorisch onderwijs kreeg de maatschappelijke stage een warm onthaal. Niet verwonderlijk. Vanuit Bijbelse motieven is er veel voor te zeggen dat jongeren leren zich belangeloos in te zetten voor anderen.
Nu de verplichting er af is, zullen scholen zelf de maatschappelijke stage in stand moeten houden. Dat is het ergste niet. Bezwaarlijker is het dat de regering in deze kwestie een zwabberbeleid voert. Dat vergroot het vertrouwen in de overheid niet. Bovendien is het de vraag wat er van de verwachte bezuiniging terechtkomt. Als het grootste deel van de scholen gewoon doorgaat met de maatschappelijke stage, zal staatssecretaris Dekker in de buidel moeten blijven tasten.
De gang van zaken roept de vraag op of de Haagse politiek verstandig met de maatschappelijke stage in het onderwijs omgaat. Successen moet je koesteren, niet kietelen.