Groen van Prinsterer over het ene, christelijke Europa
Rond de recente Europese verkiezingen hebben pro- en anti-Europeanen de degens weer flink gekruist. Eurosceptische partijen wonnen aan invloed in het Europees Parlement, hoewel de traditonele, ‘constructieve’ partijen, een stevige positie behielden.
In Nederland staat ”klein rechts”, zoals GPV, RPF, SGP jarenlang werden aangeduid, vanouds te boek als exponent van het eerste kamp. Typerend daarvoor kan de zinsnede zijn uit het GPV-verkiezingsprogramma van 1959, waarin de partij „krachtig stelling neemt tegen Europese intergratie.” Inmiddels geldt de fractie ChristenUnie-SGP als ”eurorealistisch”, maar die grondtoon klinkt nog altijd door.
Hoewel zijn geestelijke nazaten soms anders doen vermoeden, was de bekende antirevolutionaire voorman Groen van Prinsterer een hartstochtelijk Europeaan. Met name in zijn ”Historische proeve over de geschiedenis en de gevolgen van de steeds nauwer geworden vereniging van de beschaafde volken” uit 1826 liet hij zich in zeer positieve bewoordingen uit over Europa.
Groen typeerde de Europese volken vanwege hun gezamenlijke oorsprong als kinderen van één gezin. Ze stammen af van de barbaren, maar zijn in de loop der eeuwen gevormd door zowel de Romeinse beschaving als het christelijk geloof. De gemeenschappelijke christelijke cultuur van Europa kwam volgens Groen onder meer tot uiting in het staats- en volkenrecht.
Hij betreurde het dat de volken in de eeuwen na de kruistochten uit elkaar groeiden, en was even zo blij met de hernieuwde toenadering in de tijd van de Reformatie. In het noorden trokken de protestantse landen toen naar elkaar, in het zuiden de rooms-katholieke.
In de loop van de 17e eeuw ontstond er tussen de kampen een nieuw evenwicht. Deze verbroedering van de volken leidde voor Groen tot een hoger beschavingspeil. Hij speelde zelfs met het idee dat nauwe vereniging van Europese volken een voorbode van mondiale verbreiding van beschaving zou kunnen worden.
Tegelijk was Groen uitgesproken beducht voor de geest van Franse Revolutie die over Europa waaide. „Groen was een geëngageerde Europeaan, maar wel een van antirevolutionaire snit”, stelde dr. J. P. Bijl in 2012 in een proefschrift over Groen en Europa. „Hij had een scherp oog voor de revolutiegeest en alle ontwikkelingen die tegen het christendom ofwel tegen Christus en Zijn rijk ingingen.”
Bijl betoogde echter dat Groen een betrokken Europeaan bleef. Hij vreesde echter aantasting van het christelijke Europa door de „boze geesten” van liberalisme en nationalisme.
Misschien mag die houding eurorealistisch heten.