Vrijhandel geen garantie voor succes
De VS werden het deze maand met vier Latijns-Amerikaanse landen eens over een nieuw vrijhandelspact, het Central American Free Trade Agreement (Cafta).
Het gaat om een overeenkomst tussen enerzijds de VS en anderzijds El Salvador, Guatemala, Honduras en Nicaragua. Costa Rica besloot op het laatste moment niet mee te doen, omdat het de Amerikaanse voorwaarden om de markt open te stellen voor telecommunicatie en verzekeringen niet aanvaardbaar vond. „Wij hopen dat Costa Rica zich op een later tijdstip alsnog bij de groep aansluit, maar wij willen daar niet op wachten”, aldus de Amerikaanse handelsgezant Robert Zoellick.
De Amerikanen hopen dat Cafta een eerste stap is op weg naar de Free Trade Area of the Americas (FTAA), een vrijhandelsassociatie van alle Noord- en Zuid-Amerikaanse landen met uitzondering van Cuba. Besprekingen daarover sneuvelden eerder dit jaar, maar Washington geeft niet op. Wat verwacht Washington van de vrijhandelsverdragen met Latijns-Amerikaanse landen? „Meer markt, dat is de essentie waarom het gaat. Men roept wel dat zulke verdragen ook de Latijns-Amerikaanse landen ten goede komen, maar het is de Amerikanen vooral te doen om uitbreiding van hun eigen markt”, aldus Andres Rozenthal, voorzitter van de Mexicaanse denktank Raad voor Buitenlandse Betrekkingen.
Mexico heeft ervaring met handelsafspraken met de noorderburen. Op 1 januari viert het North American Free Trade Agreement (Nafta) namelijk z’n tiende verjaardag. Het gaat hier om een vrijhandelsverdrag tussen Canada, de VS en Mexico. Het was een van de eerste globaliseringsverdragen die werden afgesloten en het bracht het ontwikkelingsland Mexico een aantal positieve ontwikkelingen, maar daar stonden ook minpunten tegenover.
Wanneer puur wordt gekeken naar de cijfers, is Nafta voor Mexico een succes geweest. Het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking steeg de afgelopen tien jaar met 24 procent. De Mexicaanse export groeide met 300 procent, van 52 miljard dollar in 1993 tot 161 miljard dollar in het afgelopen jaar. De Mexicaanse economie was nummer vijftien op de wereldlijst en is met een bruto nationaal product van 638 miljard dollar gestegen naar de negende plaats. Buitenlandse investeringen bedragen 12 miljard dollar per jaar. Dat is drie keer zo veel als India registreert.
In een recente opiniepeiling sprak 45 procent van de Mexicanen zich positief uit over Nafta, tegenover 68 procent in 1993. Hoe is het mogelijk dat de steun voor Nafta zakt, terwijl de cijfers zo duidelijk het succes aantonen? „Wij dachten dat Nafta automatisch alle voordelen zou brengen van aansluiting bij moderne staten zoals de VS en Canada. Daarbij vergaten we dat handel geen doel op zichzelf kan zijn, maar hooguit middel om meer geld te verdienen. Die extra verdiensten moeten dan gebruikt worden voor de modernisering van het land en daarin is onze regering duidelijk in gebreke gebleven”, meent Rozenthal.
Hij wijst erop dat Mexico dankzij Nafta na Canada de belangrijkste leverancier van grondstoffen en halfproducten van de VS werd. Maar dit jaar werd Mexico van die begeerde tweede plaats verdrongen door China. „De Chinese overheid biedt buitenlandse bedrijven meer fiscale faciliteiten. Peking eist bovendien een overdracht van technologische kennis. Verder wordt het energienet in China in snel tempo gemoderniseerd en er wordt een modern transportnet ontwikkeld. Allemaal factoren die bij ons zijn verwaarloosd”, aldus Rozenthal.
Pogingen om het Mexicaanse staatsenergiebedrijf te privatiseren in de hoop op meer efficiëntie sneuvelden eerder dit jaar in het parlement. Met als bizar gevolg dat sommige Amerikaanse bedrijven hun vestigingen net over de Amerikaans-Mexicaanse grens nu opheffen, omdat energie in Mexico 8,5 dollarcent per kilowattuur kost, terwijl die kosten in de Amerikaanse staat Texas 4 dollarcent bedragen.
James Clark, marktanalist van Credit Suisse First Boston in New York: „Hier gaat het nog maar om energie, maar kijk eens naar de arbeidskosten. Mexico was lange tijd erg goedkoop, totdat China op de internationale markt verscheen. Een Mexicaan verdient 1,47 dollar per uur. Dat is voor Amerikaanse verhoudingen een schijntje, maar z’n Chinese concurrent doet hetzelfde werk voor 59 dollarcent. Ten slotte is de factor onderwijs van belang. China en India leveren veel meer hooggeschoolden af dan Mexico, zodat Amerikaanse bedrijven Mexico gaan mijden als men goed geschoolde medewerkers zoekt. Wat je met Mexico ziet gebeuren, is een waarschuwing voor de Cafta-landen. Een vrijhandelsverdrag met Amerika alleen helpt niet, je moet zelf ook moderniseren. Anders word je door de rest van de wereld ingehaald.”