Dirk Visser, gesjeesd theoloog, gewaardeerd redacteur ANP
Oud-ANP-redacteur geestelijk leven Dirk Visser woont in Amsterdam in de Indische buurt, een vroegere arbeiderswijk. Van de bevolking bestaat meer dan de helft uit niet-westerse allochtonen. „Er worden hier wel honderd talen gesproken, maar ik heb nog nooit één woord Fries gehoord.”
Het Friese Tytjerksteradiel. Daar groeide Visser op. Inmiddels woont hij zo’n vijftig jaar in Amsterdam. „Ik houd nog wel van Friesland, maar ik hoor in Amsterdam. Via een internetabonnement op de Leeuwarder Courant en als vriend van Tresoar, het historisch en letterkundig centrum van Friesland, volg ik op afstand de ontwikkelingen daar, maar een Friese nationalist ben ik nooit geweest.”
Vader was hervormd, moeder was doopsgezind. Ging dat goed samen?
„Best! Er werd gewoon nooit over geloof gesproken thuis. Vader ging op zondagmorgen naar de hervormde kerk in Hardegarijp, moeder naar de doopsgezinde vermaning in Veenwouden. Na die diensten kwamen ze elkaar weer tegen bij de koffie. Dat is typisch vrijzinnig. Vrijzinnigen praten niet over het geloof.”
Gaandeweg ging Dirk de kant van zijn moeder op. „In hervormd Hardegarijp was niets voor de jeugd te doen. In Veenwouden hadden we een geweldige doopsgezinde dominee die veel deed voor de jeugd, ds. Joh. W. Hilverda. Hij was populair, kon mooi preken, kon goed met mensen overweg. Het was allemaal rond 1960, de glorietijd van de kerk in Nederland. Hilverda was voor mij een voorbeeld. Wat hij was, wilde ik ook. En wat hij deed, moest ik ook doen. En daarom ben ik theologie gaan studeren. Ik dacht dominee te moeten worden, maar werd het niet. Te weinig roeping, zullen we maar zeggen.”
Wie is God voor u, inmiddels?
„God is er. Geen twijfel aan. Natuurlijk is Hij er, anders zou er niet eens een christelijk geloof bestaan. Of dat zo ver gaat dat Hij ziet dat wij hier nu met elkaar zitten te praten, weet ik niet. Wat ik van Hem weet en van Hem geloof, is dat Hij wil dat wij naastenliefde beoefenen. Dat probeer ik dan ook. En Jezus was een historische figuur, iemand Die daadwerkelijk op aarde heeft rondgelopen. Ik geloof zelfs dat Hij de Zoon van God was, de tweede Persoon in de goddelijke Drie-eenheid, en ook dat Hij ten hemel is gevaren. Hoe ik mij dat precies moet voorstellen, weet ik niet. Wie kan dat weten?”
Lutheranen zien Luther als hun voorbeeld. Calvinisten hebben daar Calvijn voor. Doopsgezinden houden het bij Menno Simons. Wie is Menno voor u?
„Menno heeft een grote rol gespeeld in de begintijd van de doperse beweging. Opvallend trouwens dat zijn volgelingen in Duitsland Mennoniten worden genoemd, in Amerika mennonites, in Friesland mennisten, maar dat we in Nederland over doopsgezinden spreken.”
Doopsgezinden lijken in hun doen en laten zo vrijblijvend, zo vrijzinnig, met permissie: zo vrijpostig, zelfs in hun omgang met de Bijbel.
„De meeste doopsgezinden zijn vrijzinnig. Je mag bij ons geloven wat je wilt. Wij schrijven ook onze eigen geloofsbelijdenis. Maar wat ik belijd, staat wel in de Bijbel hoor. Dat heb ik niet zelf bedacht. Wel zelf geformuleerd, maar niet zelf verzonnen. Geloven is Bijbels geloven, en dat doe je in de gemeente, niet in je eentje, want geloven is geen eenmanszaak. Het ervaren van God is weliswaar heel persoonlijk, maar je wilt dat delen met anderen.”
Doopsgezinden hebben iets navelstaarderigs: kijken hoe iets vanbinnen voelt, terwijl het heil boven ons ligt.
„Nee, nee, nee. Dat is niet het juiste woord, wij staren ons niet blind op onze navels. Wel is waar dat doopsgezinden het erg goed met zichzelf hebben getroffen. Dat was destijds ook de reden dat ze buiten het Samen-op-Wegproces bleven, terwijl de lutheranen er wel instapten. In januari 1989 kwamen alle doopsgezinde gemeenten bijeen in Mennorode te Elspeet, om te overleggen over de toekomst van de Doopsgezinde Broederschap en over de vraag of ze zich bij Samen op Weg wilden aansluiten. Maar ze voelden er niets voor.”
U heeft een Bijbel in huis?
Met een ruk schuift Visser zijn stoel naar achteren, komt in de benen en stapt gezwind naar de boekenkast. „Kijk, hier heb ik er zelfs een heleboel. Een Duitstalig Psalmboek in de vertaling van Martin Buber, een Nederlandse Bijbel, een Friese Bijbel. Welke wilt u?”
Wie is Dirk Visser, als u dat zelf mag omschrijven?
Stilte. „Laat mij diep nadenken, want nadenken is niet mijn sterkte kant, zegt Tiny, mijn vrouw.” Opnieuw stilte. Dan, langzaam, woorden spellend: „Ik ben een gesjeesd theoloog, zo is eens over mij gezegd. Daar werd echter aan toegevoegd: maar wel een voortreffelijk journalist. Ik was op m’n best als kerknieuwsredacteur bij het persbureau ANP. En ik ben doopsgezind. Meer weet ik over mezelf niet.” Met een gulle lach: „Dat is mijn bescheidenheid.”
In 2004 was u voorlezer van de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV).
„Bij boekhandel Donner in Rotterdam werd vier dagen achtereen de hele NBV voorgelezen. Dat werd gedaan door theologen, synodevoorzitters, door de groten uit het kerkelijk leven, bekenden van radio en tv en gewone gemeenteleden. Er waren dus belangrijke voorlezers en onbelangrijke voorlezers. Ik behoorde tot de tweede categorie. ’s Avonds om halftwaalf was het mijn beurt. Ik heb gelezen Markus 14, 15 en 16. Jezus in Gethsémané, Jezus voor het sanhedrin, Jezus voor Pilatus. Het was mijn stoutigheid dat ik bij één passage die ik in de nieuwe vertaling niet geslaagd vond, stiekem de oude vertaling voorlas. Ik las niet: „Het lichaam is zwak geworden”, maar: „Het vlees is zwak geworden.” Dat oude is toch veel mooier! Niemand die iets had gemerkt. Ik ben altijd al een beetje dwars geweest.”
Hij heeft van dat voorlezen uit de Bijbel genoten, zegt Visser. „Maar moeilijk vond ik het ook. Als je in het openbaar voorleest, moet je foutloos lezen. Je mag niet haperen en je nog minder verspreken. Dat is me niet gelukt, dat vond ik wel spijtig.”
In 1979 werd Visser benoemd tot redacteur geestelijk leven bij het ANP. „Ik was dan wel geen dominee geworden, maar alles van de kerk had wel mijn belangstelling. Het was bij het ANP een mooie tijd. Onze redactie moest vooral aandacht schenken aan het snijvlak van kerk en samenleving. Het was de tijd van het Interkerkelijk Vredesberaad en van de antiapartheidsbeweging. Voor een journalist allemaal heel boeiend. En in de Rooms-Katholieke Kerk woedde de strijd tussen de conservatieve bisschoppen en de progressieve Acht-Mei-beweging. Mijn enige grote primeur was het bericht dat de paus in 1985 naar Nederland kwam. Dat wist ik dankzij een loslippige bisschop.”
In 1988 ontmoette Visser paus Johannes Paulus II in het Vaticaan. „Dat was tijdens een ontmoeting van de hoofdredacteuren van de rooms-katholieke persbureaus waarmee het ANP samenwerkte. Toen het mijn beurt was om aan de paus te worden voorgesteld, zei ik in het Pools: „Dzien dobre, papam” (Goedemorgen, paus), en verder in het Duits: „Vergessen Sie die Ökumene nicht.” De rooms-katholieke collega’s zeiden na afloop: „Herr Visser versuchte den Pabst zu bekehren.”
Veel had Visser ook te maken met de Wereldraad van Kerken. „Ik was aanwezig op de assemblees in Vancouver (1983), Canberra (1991) en Harare (1998). En in 1981 was ik aanwezig bij de grote vredesconferentie van de Russisch-Orthodoxe Kerk in Moskou. Daar was Billy Graham ook. Dat was allemaal heel spannend.”
In uw tijd speelde ook het Samen-op-Wegproces. Als redacteur geestelijk leven stond u bekend om uw integriteit en om uw deskundigheid.
Visser valt stil, zoekt zichtbaar ergens naar houvast. „Als anderen dat zeggen, tja. Aan een nieuwsbericht van het ANP mocht natuurlijk niemand kunnen merken hoe de verslaggever zelf over bepaalde dingen dacht. Voor een ANP-journalist is onpartijdigheid een sleutelwoord. Jan van der Graaf heeft weleens gezegd: „Dirk, ik ben blij dat jij er bent, want dan krijgen we tenminste een eerlijk stuk in de krant.”
Met Van der Graaf heb ik al die jaren voortreffelijk samengewerkt. Ik was diep onder de indruk van zijn kennis en belezenheid die bleek uit zijn voordrachten en artikelen. Naar mijn bescheiden mening zou hij een eredoctoraat aan een Nederlandse universiteit meer dan verdiend hebben.”
Tegelijkertijd was u religieredacteur in een tijd waarin religie steeds minder interessant was voor de moderne mens. Dat moet frusterend zijn geweest.
„Het hele proces van secularisatie had bij het ANP meer aandacht moeten hebben. We lieten ons echter leiden door de agenda van de kerken. Het ging bij ons om: waar moeten we bij zijn? Het instituut van de kerk vroeg onze aandacht, terwijl daarbuiten de vervreemding onder de mensen en de getalsmatige terugloop doorging. De toenmalige chef binnenland zei eens tegen mij: „Jullie moeten meer schrijven over het geloof van de ongelovigen.” Ik dacht: „Man, schei uit. We hebben wel iets beters te doen.” Maar dat signaal hadden we serieus moeten nemen.”
U ben ook eens door de hoofdredacteur van het RD, dr. C. S. L. Janse, op het matje geroepen.
Met een royale glimlach: „En Janse had gelijk! Op een goede dag belde hij, of ik eens wilde komen praten. Zo reisde ik in mijn netste pak af naar Apeldoorn. Het ging over stichting De Keursteen. De Rijswijkse zakenman M. C. van Hoeven wilde daarmee financiële misstanden in religieuze kringen aan de kaak stellen. Janse legde mij keurig uit dat we ons door Van Hoeven op sleeptouw lieten nemen, dat we te weinig distantie in acht namen. Ik ben er Janse altijd dankbaar voor geweest.”
Aan het begin van deze eeuw nam de belangstelling voor religieus nieuws bij het ANP en bij veel kranten zienderogen af. „Er dient zich nu eenmaal steeds minder nieuws op het snijvlak van kerk en samenleving aan. De oecumenische beweging was jarenlang een bron van inspiratie voor allerlei activiteiten op dat gebied. En de kerken zelf zijn door de secularisatie gedwongen meer tijd en aandacht te besteden aan het overleven.”
Ook na uw pensionering in 2004 bleef u schrijven: boekjes, artikelen, interviews.
„Schrijven is het mooiste werk dat er is. Ik lees vijf kranten per dag, wandel graag, fiets graag, en kook af en toe, hoewel, Tiny kan veel lekkerder koken. Maar schrijven is mijn ding. Ik heb met de schrijverij een prachtig leven. Met plezier ben ik medewerker van Kerkinformatie, het maandblad van de Protestantse Kerk in Nederland.”
Waar heeft u ’t aan verdiend!
„Aan Gods genade. Nee, dat meen ik echt. Het is allemaal genade geweest. Laten we blij zijn dat we in Nederland wonen, en niet in Eritrea, of in Mali, met al dat geweld daar, of dat we samen met al die sloebers in een bootje de Middellandse Zee over zouden moeten omdat je je land wilt ontvluchten. Billy Graham heeft eens gezegd dat hij ook geen antwoord wist op de vraag waarom er lijden is op de aarde. Ons is veel bespaard. Ik ben een dankbaar mens, dankzij Gods genade.”
Dirk Visser
Dirk Visser werd op 13 januari 1943 geboren als zoon van een dorpstimmerman in Hardegarijp. Hij volgde de hbs, deed staatsexamen gymnasium maar een studie theologie in Amsterdam maakte hij niet af. Van 1979 tot 2004 werkte Visser als redacteur geestelijk leven bij het ANP. Hij schreef en redigeerde vele publicaties, vooral op het terrein van religie, waaronder in 2006 de interviewbundel ”Drie decennia CIDI. Een joodse stem die gehoord werd”. Sinds zijn pensionering in 2005 is hij onder meer medewerker van Kerkinformatie, het maandblad van de Protestantse Kerk.
Visser is gehuwd en vader van drie zoons.