Als het kerkblad op straat terechtkomt
Een bericht in het kerkblad –bedoeld voor de gemeente– kan zomaar een vervelend staartje krijgen als het zijn weg vindt naar ‘buiten’ en daar de bevreemding wekt van mensen en media die de gebezigde taal niet kunnen plaatsen. Moet de kerk dan maar in haar schulp kruipen of is er een andere reactie nodig?
Onder het kopje ”Wie leest uw kerkbode?” beschrijft de reformatorische scholenkoepel VGS op haar website hoe digitalisering en sociale media ervoor zorgen dat de inhoud van het kerkblad in een mum van tijd een breed publiek bereikt. De afgelopen jaren leidde dit verschillende keren tot een incident (zie kader). Regionale kranten krijgen de inhoud van een kerkbode in handen, de berichtgeving leidt tot onrust, waarna andere media er als de kippen bij zijn om daarvan een graantje mee te pikken.
Mede door de reuring in Katwijk en Montfoort kreeg de inhoud van het kerkblad een grotere plaats in de mediatrainingen die de VGS samen met de Erdee Media Groep organiseert, geeft Pieter Moens van de besturenorganisatie aan. Tijdens gesprekken met onder meer kerkenraden en deputaatschappen merkt hij hoe de reformatorische zuil zich gaandeweg bewust wordt van de positie en de rol van de media, van globalisering en transparantie. „We schrijven wel voor onze eigen doelgroep, maar we moeten niet de illusie hebben dat de berichten tot die doelgroep beperkt blijven. Een kerkbode kan terechtkomen bij mensen die er niets van begrijpen.” Het is volgens Moens geen optie om „zuilair” te blijven denken. „Ontwikkelingen in de ict maken de zuil transparanter. Meer dan we zelf in de gaten hebben.”
GeenStijl
Het is een angstscenario van predikanten, kerkenraadsleden en schoolbesturen: dat er een storm van kritiek opsteekt na een onbegrepen citaat of toch een ietwat ongelukkige formulering in kerkblad of schoolkrant. Dan krijg je media-aandacht voor iets wat je niet wilde zeggen of niet bedoelde te zeggen. Moens: „De gedachte is: Wat als de website GeenStijl erbovenop duikt en een kwestie breed uitmeet?
De VGS-bestuurder vindt deze reactie begrijpelijk, maar zou tegelijk graag zien dat de reformatorische scholen en kerken minder vanuit angst gaan redeneren. „Stel dat iemand een kerkbode op straat vindt en daardoor geraakt wordt, misschien wel de kerk bezoekt of contact zoekt met de predikant, zou dat niet geweldig zijn? Moeten we niet veel meer aan die kant van het bootje gaan hangen? We zitten nu in een incidentensfeer. Vaak heffen we de waarschuwende vinger in reactie op ontwikkelingen in samenleving en politiek. Terecht. Maar laten we met twee woorden spreken. Dat we op grond van de Bijbel bepaalde zaken afwijzen, mag overeind blijven. We mogen echter ook zeggen dat er bij Jezus genade te krijgen is en de rijkdom van een leven met Christus laten zien.”
Moens is ervan overtuigd dat de sterk veranderde positie van christenen in de Nederlandse samenleving een „andere taakstelling” met zich meebrengt. „We hebben een opdracht in de wereld.” Dat geeft het belang aan van een kerkblad met wervingskracht.
Taal
Wat moet er gebeuren, wil een willekeurige buitenstaander zich aangesproken voelen door de boodschap in de kerkbode? „In elk geval niets afdoen aan wat de Bijbel zegt”, stelt Moens. „Tegelijk is het goed om je te realiseren dat het taalveld van de wereld een ander is dan het taalveld van de doelgroep waarvoor je schrijft. Zomaar onverkort allerlei teksten de revue laten passeren zonder daarbij de achtergrond en de cultuur te schetsen, kan een totaal verkeerd beeld en denken geven over wat de Bijbel zegt.”
Het is dan ook raadzaam, vindt de VGS, om termen die tot onbegrip kunnen leiden, uit te leggen. Een andere vuistregel van de besturenorganisatie is: Lees het geschrevene door de bril van iemand die onbekend is met de christelijke context en terminologie.
Wie zo werkt, draagt volgens Moens niet alleen bij aan een evenwichtig beeld van de Bijbel maar neemt ook verantwoordelijkheid ten opzichte van andere kerken, scholen en christenen. „Als er iets fout gaat in de communicatie heeft dat effect op het beeld van de hele gereformeerde gezindte, dat in seculiere media over het algemeen negatief is. Erger nog is dat de Naam en de zaak van de Heere hierdoor wordt gelasterd.”
In elkaar geslagen
Nuchter: „Je moet niet denken dat je met de goede woorden de wereld voor je zult winnen en negatieve beeldvorming geheel zult kunnen voorkomen. Het Bijbelse denken staat haaks op het seculiere denken. De bedoeling is wel dat de Bijbelse boodschap evenwichtig naar buiten wordt gebracht zodat ook niet-christenen de Bijbel zullen verstaan.”
Nederlandse christenen kunnen veel leren van christenen in het buitenland als het gaat om hun presentie in een seculiere samenleving, ervaart Moens. Hij heeft om die reden nauw contact met onder meer Franse, Duitse en Zweedse collega’s, van wie er één bruut in elkaar is geslagen na een mediaoptreden. „De beschermde zuil is niet meer de realiteit van 2014.”
Katwijk en Koelman
Hoe een zinsnede uit de kerkbode tot misverstanden kan leiden, bleek in november 2011, toen het Leidsch Dagblad aandacht besteedde aan een bericht van ds. A. Vlietstra in de nieuwsbrief van de hersteld hervormde gemeente in Katwijk. Vanwege de geboorte van een kind citeerde de predikant uit ”De pligten der ouders” van de zeventiende-eeuwse predikant Jacobus Koelman. „Als uw kinderen kastijding verdiend hebben, kastijdt hen dan zonder u te laten afhouden door het geroep of gesmeek van uw kinderen, hoewel u wat verzachting mag geven.” Verontwaardigde reacties volgden. Behalve het Leidsch Dagblad pakten veel andere media het onderwerp op. De PvdA stelde Kamervragen over de kwestie. Maar kenners gaven aan: Wie bekend is met Koelman, weet dat hij niet aanspoort tot het geven van lijfstraffen of tot kindermishandeling.
In een reactie schreef ds. Vlietstra onder meer: „Er dient geen misverstand over te bestaan. Evenmin moet misverstaan worden opgeroepen. Niet elk boek wordt in één ruk of op één dag uitgelezen. In geen enkele preek kan alles worden gezegd. Elk citaat staat in een breder verband. In de plaatselijke kerkbode is met grote regelmaat geciteerd uit eenzelfde boekje. (…) Dat lijkt me niet verwijtbaar.”
Montfoort en de media
Medio maart van dit jaar pikten media een bericht op uit het kerkblad van de hersteld hervormde gemeente in Montfoort. De predikant van de gemeente, ds. A. T. van Andel, schreef daarin over de dood van oud-minister Els Borst, die kort daarvoor door een misdrijf om het leven was gekomen. Hij was van mening dat het „geen toeval” is dat deze „engel des doods” om het leven is gekomen. Door de inbreng van Borst waren er in Nederland „veel van de meest goddeloze wetten” aangenomen. „Toen de euthanasiewet erdoor was zei ze: „Het is volbracht.” Maar God laat niet met Zich spotten. God heeft gesproken en ze moest haar Rechter ontmoeten, Die ze zo ontzettend met haar goddeloze uitspraak heeft gekwetst.”
De ophef die op zijn uitspraken ontstond, was groot. De Hersteld Hervormde Kerk gaf een verklaring uit waarin staat dat het niet aan een kerk of predikant is om een oordeel te vellen over de dood van de oud-minister. Synodescriba ds. R. W. Mulder zei tegenover het ANP: „Iemand mag zijn mening hebben over opvattingen of wetten, maar een oordeel over mensen komt ons niet toe. Dat is aan God.”
Aantrekkelijke kerkbode
Hoe maak je een aantrekkelijk kerkblad, ook voor lezers die niet geregeld in de kerk komen? Koos van Noppen, hoofd communicatie bij de IZB (vereniging voor zending in Nederland) geeft antwoord op deze vraag tijdens een workshop op de Dag van de Communicatie van de Protestantse Kerk, die deze maand op drie locaties wordt gehouden. Van Noppen heeft een hele stapel kerkbladen liggen en „vlooit” ze geregeld door. In een column in het Christelijk Weekblad schreef hij in januari: „Prachtexemplaren zitten er tussen, waar elke kerkbladredactie een voorbeeld aan kan nemen, maar ook droevig stemmende kopieerwerkjes, waarbij je met enige schrik de datum verifieert; warempel, ze zijn nog maar recent verschenen…”
Welke kansen laten kerken week in week uit liggen, vraagt hij zich vaak vertwijfeld af. „Dan denk ik: hou er nou rekening mee dat in een doorsnee gemeente, zeker in volkskerken, het kerkblad door weet-ik-hoeveel-mensen gespeld wordt. Een groot deel van de ontvangers komt niet in de kerk.”
De stellingname van Van Noppen is: een kerkblad wint aan kwaliteit als er op persoonlijk niveau wordt gecommuniceerd. „Vaak zijn het dominees die de pen voeren. Laat gewone kerkleden eens schrijven wat ze geloven, schrijven over de geboorte van een kind of terugblikken op een kerkdienst.” Een kerkblad dat blijk geeft van een „hartelijke verbondenheid van gemeenteleden aan het Evangelie” jaagt het onderlinge gesprek aan, is zijn overtuiging. „En het draagt bij aan een positieve beeldvorming bij mensen aan de rand van de kerk.”