Buitenland

Israël zou de hele Westoever er zo bij mogen pakken

NIJKERK. Het internationaal recht wordt doorgaans vooral gebruikt om Israël mee om de oren te slaan. Maar de Joodse staat zou volgens datzelfde volkenrecht de hele Westelijke Jordaanoever erbij mogen nemen.

5 June 2014 22:13Gewijzigd op 15 November 2020 11:10
De huidige staat Israël vindt nog altijd zijn juridische oorsprong in de Balfourverklaring van 1917. Foto: Lord Arthur Balfour (l.) in Londen op weg naar het parlement. Beeld Bundesarchiv
De huidige staat Israël vindt nog altijd zijn juridische oorsprong in de Balfourverklaring van 1917. Foto: Lord Arthur Balfour (l.) in Londen op weg naar het parlement. Beeld Bundesarchiv

Dat stelden dr. Matthijs de Blois (Universiteit Utrecht) en Andrew Tucker (Christians for Israel International) woensdag tijdens een symposium van Christenen voor Israël in Nijkerk.

Het tweetal komt tot deze stelling door het bestaan van Israël juridisch te funderen in het Palestinamandaat van de Volkenbond uit 1922. Dat volgde op de Balfourverklaring uit 1917, waarin de Joden een „nationaal tehuis” werd beloofd. Aanvankelijk had de Britse minister van Buitenlandse Zaken, Lord Balfour, een groot gebied op het oog, maar in 1922 was dat geslonken tot Palestina. Maar dan wel van de Middellandse Zee tot de Jordaan.

De toenmalige Britse premier, Lloyd George, sprak van het gebied „van Dan tot Berseba”, waarmee hij Bijbelse klanken opriep. De Blois: „Vanuit zijn christelijke overtuiging stond hij sympathiek tegenover het Joodse volk. Er wordt gezegd dat hij Palestina beter kende dan Wales.”

De tekst van het mandaat spreekt over het „heroprichten” van de Joodse staat. De Blois: „Er worden dus geen nieuwe rechten verleend, maar oude rechten in ere hersteld.” Het mandaat noemt ook het respecteren van de Arabische bevolking.

De Volkenbond is na de Tweede Wereldoorlog overgegaan in de Verenigde Naties. Maar het mandaat leeft nog voort, is De Blois’ stelling. „Kijk naar artikel 80 van het VN-handvest. Dat zegt dat mandaten voortbestaan zolang er geen nieuwe regelingen zijn.”

Zo’n regeling is er niet, meent de jurist. Het VN-delingsplan uit 1947, dat veelal wordt gezien als juridische basis voor Israël, is dat volgens De Blois niet. „Dat was een niet-bindende uitspraak van de Algemene Vergadering. De tweederdesteun is politiek natuurlijk van belang. Maar juridisch betekent dat besluit weinig. Bovendien hebben de Arabieren het afgewezen.”

De Blois en Tucker beseffen dat ze met de ’mandaattheorie” een minderheid zijn onder de volkenrechtdeskundigen. Ook Israëliërs verwijzen er nauwelijks naar, zegt Tucker. „Joden kennen hun eigen rechten niet meer.”

Dat heeft praktische gevolgen, bijvoorbeeld dat ook Israëliërs spreken over ”bezette” gebieden. Tucker en De Blois doen dat niet. Tucker: „Ook de Westelijke Jordaanoever valt binnen het mandaatgebied. Israël kan moeilijk zijn eigen gebied bezetten.”

Het Internationaal Gerechtshof (ICJ) spreekt wel van bezette gebieden, in een advies over het veiligheidshek in 2004. De Blois: „Politici zien die uitspraak als canoniek, maar de onderbouwing ervan is uitzonderlijk zwak. Het ICJ is het meest gezaghebbende juridische instituut ter wereld. Juist daarom is die uitspraak zo teleurstellend.”

Het hof verwees ook nergens naar het mandaat van de Volkenbond. De Blois: „In 1950 deed hij dat nog wel in een zaak over Zuid-West-Afrika.”

Dit is het slot van een tweeluik over Israël en het internationaal recht.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer