Binnenland

Voortdurend oppassen voor overvliegende granaten

RIJSWIJK. Hij wilde meehelpen aan de bevrijding van Nederland. Als 18-jarige jongeman sloot Karel Zwart zich in 1944 aan bij de geallieerden. „Je doet je best voor je vaderland.”

J. Visscher
3 June 2014 21:41Gewijzigd op 15 November 2020 11:06
Veteraan Karel Zwart. beeld RD
Veteraan Karel Zwart. beeld RD

Zwart wordt dezer dagen opnieuw bepaald bij de nadagen van de Tweede Wereldoorlog. In Normandië geeft de Rijswijker (88) donderdag het startsein voor de Freedom Trail. Dat is een tocht die Nederlandse politie-, brandweer- en defensiemedewerkers en veteranen maken naar Nederland. Onder meer per motor en fiets. Ze volgen deels de route die de geallieerden zeventig jaar geleden aflegden toen ze Europa bevrijdden. Zwart is vrijdag ook present bij de officiële D-day­herdenking.

Als 17-jarige jongeman weigert Karel Zwart in 1944, dan woonachtig in Leiden, dwangarbeid voor de Duitsers te verrichten. „Ik wilde niet werken voor de bezetter. Dat ging tegen mijn principes in”, vertelt de veteraan. Karel duikt onder en komt terecht in Zeeland, op Walcheren. Hij leidt een zwervend bestaan en werkt voor diverse boeren. Hij maakt er oorlogsverschrikkingen mee. „Biggekerke werd in 1944 getroffen door geallieerde bommen. Er vielen tientallen doden. Een kruidenier was met zijn gezin gaan schuilen in de kelder. Door het bombardement raakte zijn kelder gebarricadeerd. De waterleiding sprong. Het gezin verdronk.”

Op 6 november 1944 maakt Zwart de bevrijding van Middelburg mee. Hij wil de geallieerden metterdaad helpen. Samen met een kameraad vertrekt hij naar België. „Daar kwamen we een legervoertuig tegen met daarop de Nederlandse leeuw. We zeiden: „Wij willen meewerken aan de bevrijding van Nederland.””

Zwart sluit zich aan bij de Prinses Irenebrigade. Samen met tientallen andere vrijwilligers krijgt hij in Bergen op Zoom een training van enkele weken. „De opleiding was zwaar. Je leerde schieten, handgranaten gooien, gebouwen veroveren, vechten in huizen. Je kroop door het veld, ook ’s nachts.”

De soldaat belandt eind 1944 aan het geallieerde front bij Bokhoven en Engelen, nabij Den Bosch. Aan de overzijde van de Maas, in Hedel, liggen de Duitsers. Maandenlang ligt Zwart in loopgraven langs de rivier. Aan de flanken bevinden zich Engelsen en Canadezen. Met zijn mitrailleur vuurt hij geregeld op vijandelijke linies. Dag en nacht is er gevaar van Duitse projectielen. „Soms zag ik vanuit mijn loopgraaf de kogels en granaten in een boerderijmuur verderop inslaan. Dat was indrukwekkend. Je moest altijd alert zijn.” Zo nu en dan mag hij op adem komen in Vlijmen. „Dan kon je daar rustig slapen in een hooiberg.”

Een van Zwarts taken is het verkennen van de omgeving vanuit de kerktoren van Engelen. „Je zat daar met een plattegrond en een telefoon. Als de Duitsers ineens activiteiten ontplooiden, briefde ik dat door aan onze mensen.”

Eind april 1945 veroveren geallieerde troepen Hedel. „Ik gaf ondersteunend vuur. Andere Nederlanders en Canadezen voeren met kleine bootjes het water over.” De Irenebrigade voert zwaar strijd in het dorp. Aanvankelijk heroveren de Duitsers Hedel, maar ze moeten het dorp weer aan de brigade prijsgeven.

Het is voor de Irenebrigade een bittere pil als de geallieerde legerleiding verordonneert dat de brigade zich toch weer uit Hedel moet terugtrekken. „De Engelsen hadden de oversteek nog niet gemaakt. En dan te bedenken dat een dag of vijf later, op 5 mei, de Bevrijding was. In Hedel zijn twaalf mensen van de Irenebrigade gesneuveld en zijn er veertig gewond geraakt. De Duitsers verloren zeventig man. Al die verliezen waren onnodig.”

Zwart, die tientallen jaren beroepsmilitair was, reist jaarlijks nog naar Normandië om de gevallenen te herdenken. Sommige Nederlanders mogen wel dankbaarder zijn jegens hun bevrijders, vindt hij. „Op 8 mei 1945 ging de Irenebrigade als eerste groep bevrijders Den Haag binnen. In 1965 hield de Irenebrigade als herinnering daaraan een parade in Den Haag. Daar kwam anderhalve man en een paardenkop op af. In Frankrijk zijn de mensen honderdmaal vriendelijker. Toen we ooit met enkele veteranen in een Franse abdij verbleven, wilden een paar vrouwen en mannen weten wie we waren. Toen ze dat wisten, sloegen de vrouwen hun armen om ons heen. Dat is in Nederland ondenkbaar.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer