D-day bracht hoop
Eindelijk. D-day. Met de langverwachte landing van de geallieerden op de kust van Normandië begon op 6 juni 1944 de bevrijding van West-Europa.
Deze week is het 70 jaar geleden dat Operatie Overlord van start ging. Vanuit de havens van Zuid-Engeland vertrok een enorme vloot om de geallieerde troepen over te brengen naar het vasteland. Het zou echter nog elf maanden duren voordat de macht van de Duitsers gebroken was.
In Oost-Europa waren de nazi’s al aan het verliezen van de Sovjet-Unie. In het zuiden waren de geallieerden in Italië geland en op 4 juni hadden ze Rome in handen gekregen.
Twee dagen later begon de invasie in het westen waarnaar zo lang was uitgezien. Het bericht verspreidde zich snel. Dr. L. de Jong citeert in het standaardwerk ”Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog” uit het dagboek van een verzetsman die op D-day aan de radio gekluisterd zat: „Van zes tot kwart over tien hebben we vrijwel ononderbroken Londen gehoord. Gretig verslinden we de nieuwste berichten. „Lieve Heere, wilt U de Tommies helpen, om Jezus’ wil. Amen!” – kleine Maarten en Johan hebben het bij hun avondgebedje niet vergeten. En met de dichter van de tiende Psalm gaat ons geroep op tot Hem, Die deze aarde heeft tot een voetbank Zijner voeten. „Sta op, Heere God, hef Uwe hand op. Breek de arm des goddelozen en bozen!””
Radio Oranje waarschuwde voor een al te groot optimisme: „Iedere gedachte aan de trompetten van de muren van Jericho moeten we zien kwijt te raken. Wij zullen ons niet overgeven aan voorbarig optimisme.” Het zou een lange, moeilijke strijd worden.
Armada
Operatie Overlord was tot in detail voorbereid. In het zuiden van Engeland waren 10.000 vliegtuigen, meer dan 4000 landingsvaartuigen en 1500 oorlogsschepen bijeengebracht. De troepen werden tijdens de lange wachttijd eindeloos getraind.
Vanwege het weer was de invasie enkele keren uitgesteld. Uiteindelijk voer de armada uit. In 24 uur tijd werden meer dan 150.000 militairen, 1500 tanks en honderden andere voertuigen en kanonnen op vijf stranden aan land gezet. Soldaten waadden door het water naar de kust en zochten daar dekking. Parachutisten landden achter de frontlijn, terwijl bommenwerpers en jagers de operatie vanuit de lucht ondersteunden.
Ook Nederlanders namen deel aan de operatie. Ze voeren op koopvaardijschepen die militairen en materieel overzetten. Ze deden dienst op de kanonneerboten Hr. Ms. Flores en de Hr. Ms. Soemba, die de kust beschoten. Dertien snelle schepen van de Motortorpedobootdienst van de Koninklijke Marine moesten de landingsvloot beschermen tegen eventuele aanvallen van de Duitse Kriegsmarine. De kruiser Sumatra werd voor de kust van Normandië tot zinken gebracht om te dienen als kunstmatige golfbreker: zo werd het aanleggen van een tijdelijke haven vergemakkelijkt.
Andere Nederlanders namen deel aan het luchtoffensief. Mitchells van het 320e squadron van de Marineluchtvaartdienst voerden bombardementen uit. De Nederlandse infanteristen werden pas later ingezet: op 8 augustus ging de Prinses Irenebrigade, onder bevel van luitenant-kolonel A. C. de Ruijter van Steveninck, in Normandië aan land.
Slachtoffers
De landingen op 6 juni slaagden, en de verliezen waren kleiner dan was gevreesd. Op het strand ontstonden echter opstoppingen; de eerste vertraging die het aanvalsplan in de war stuurde.
„Vechtend in de duinen bestormden de Canadezen stellingen van het zware geschut”, noteerde een oorlogscorrespondent. „De hele morgen raasde de strijd voort op dat kleine stukje kust. Courseuilles, Bernières en St. Aubin werden na bittere strijd veroverd. Tanks en infanterie vochten zich een weg landinwaarts, oprukkend door dorpen, velden en bosjes die verdedigd werden door vastberaden Duitsers. Voordat de nacht inviel, was een bruggenhoofd gevormd.”
Die eerste dag kwamen 10.274 geallieerde soldaten om, en naar schatting zo’n 9000 Duitsers. Ook onder de bevolking van de Franse kustplaatsen vielen slachtoffers.
Hitler geloofde overigens dat de invasie een schijnmanoeuvre was en dat de echte aanval noordelijker, in het Nauw van Calais, zou plaatshebben. Dat was vanuit Engeland dichterbij. Om de Duitsers te verrassen, had het geallieerde opperbevel echter voor de slechter verdedigde Normandische kust gekozen.
Moeizaam begin
Na de invasie probeerden de geallieerde troepen op te rukken in noordelijke en oostelijke richting. De stad Caen werd grotendeels verwoest en ook op andere plaatsen werd hevig gevochten. Eind juni waren een half miljoen geallieerde soldaten aan land, maar de opmars ging moeizaam. Hitler wilde het niet opgeven; tot geen enkele prijs. Duitse officieren die daar wel toe neigden, of ervan werden verdacht, kregen ontslag.
Na zeven weken waren de bevrijders nog maar 50 kilometer in Frankrijk doorgedrongen. Pas daarna kwam er een doorbraak: naar België, en naar het zuiden van Nederland. De gevechten kostten onnoemelijk veel mensenlevens. En zeker in Noord-Nederland liet de bevrijding veel langer op zich wachten dan werd gedacht en gehoopt.
Herdenking
De Duitsers hadden zich al heel lang op een aanval vanuit zee voorbereid, alhoewel die helemaal niet zeker was: de Britse premier Churchill vond het een riskante operatie.
Langs de kust wierpen de Duitsers de Atlantikwall op, versperringen die een geallieerde invasie moesten bemoeilijken. Daarvoor werd in plaatsen als Scheveningen en Katwijk een deel van het dorp afgebroken.
Begin 1944 werden gedeelten van de eilanden Tholen, Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee, een strook grond in Zeeuws-Vlaanderen en de landerijen bij Goudswaard onder water gezet. Tienduizenden hectaren werden geïnundeerd. Ook in noordelijker streken stroomden landerijen onder.
Eigenaren van land dat droogbleef, kregen de opdracht palen in de grond te zetten om luchtlandingen onmogelijk te maken. Rommelasperges, werden ze genoemd. De bevrijders kwamen echter niet uit het westen, maar uit het zuiden.
Maatregelen tegen de invasie
De Duitsers hadden zich al heel lang op een aanval vanuit zee voorbereid, alhoewel die helemaal niet zeker was: de Britse premier Churchill vond het een riskante operatie.
Langs de kust wierpen de Duitsers de Atlantikwall op, versperringen die een geallieerde invasie moesten bemoeilijken. Daarvoor werd in plaatsen als Scheveningen en Katwijk een deel van het dorp afgebroken.
Begin 1944 werden gedeelten van de eilanden Tholen, Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee, een strook grond in Zeeuws-Vlaanderen en de landerijen bij Goudswaard onder water gezet. Tienduizenden hectaren werden geïnundeerd. Ook in noordelijker streken stroomden landerijen onder.
Eigenaren van land dat droogbleef, kregen de opdracht palen in de grond te zetten om luchtlandingen onmogelijk te maken. Rommelasperges, werden ze genoemd. De bevrijders kwamen echter niet uit het westen, maar uit het zuiden.
Gods adem op D-day (Reformatorisch Dagblad, 06-06-2012)
65 jaar D-Day (Reformatorisch Dagblad, 06-06-2009)
De militaire hoofdrolspelers op D-day (Reformatorisch Dagblad, 29-05-2004)
60 jaar na D-Day : Peter Thompson (78): „Iedere Europeaan moet weten wat in Normandië is gebeurd” (Terdege, 02-06-2004)
In het spoor van de bevrijders (Reformatorisch Dagblad, 01-05-2004)
D-day : Vijftig jaar geleden begon de bevrijding van West-Europa (Terdege, 01-06-1994)