Jezuïeten waren pragmatische bemiddelaars van kennis
AMSTERDAM. Lange tijd werd de jezuïetenorde negatief afgeschilderd: ouderwets in de wetenschapsopvatting en pragmatisch in de missie in Azië. Zij gaven te veel vrijheid aan de bekeerde bevolking om hun ‘heidense’ rituelen uit te oefenen, en mengden zich te veel in de handel overzee.
Jezuïeten waren in de achttiende eeuw echter vooral dé informatiebron voor geleerden die alles wilden weten over de Chinese beschaving, stelt promovenda Frasie Hertroijs in een proefschrift over de rol van jezuïeten en de dienaren van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in China in de achttiende eeuw, waarmee zij vorige week aan de Vrije Universiteit te Amsterdam promoveerde.
De jezuïetenorde beoogde primair het rooms-katholieke geloof over de wereld te verspreiden terwijl de VOC primair winstgevende handel wilde bedrijven. Toch verzamelden zowel jezuïeten als VOC-dienaren ook kennis van China, en zorgden ervoor dat er een grote kennisstroom van China naar Europa kwam, zo zet Hertroijs in haar proefschrift ”Hoe kennis van China naar Europa kwam. De rol van jezuïeten en VOC-dienaren, circa 1680-1795” (uitgave in eigen beheer) uiteen.
De samenwerking tussen jezuïeten en VOC-dienaren in China was bijzonder, want de veelal protestantse VOC-dienaren hadden weinig op met rooms-katholieke priesters. De Republiek der Verenigde Nederlanden kende een verbod van de rooms-katholieke godsdienst. Wie overheidsfuncties wilde bekleden, moest lid van de Gereformeerde Kerk zijn. Dat wilde echter niet zeggen dat roomsen in de Lage Landen werden vervolgd. Integendeel, ze werden gedoogd en hun godsdienstoefeningen werden oogluikend toegestaan. Zo ook de jezuïeten: hoewel zij in de Republiek in de vroege zeventiende eeuw regelmatig bestraft en mishandeld werden, was de gedoogpraktijk sterker dan de leer.
In VOC-gebieden, zoals Azië en Nederlands-Indië, waren de Heren Zeventien in de Republiek mild gestemd ten opzichte van roomse geestelijken, waardoor zij in Batavia tot groot ongenoegen van de predikanten veel vrijheid genoten. Al was er in Azië sprake van beperkende maatregelen ten opzichte van jezuïeten, de religieuze spanningen in de Republiek werden in het overzeese doorgaans ondergeschikt gemaakt aan de individuele en vooral politieke belangen van het moment.
Die gecombineerde actie van zowel jezuïeten als Europese handelaren speelde in op de grote belangstelling in het Westen voor Chinese kennis en technieken, aldus Hertroijs. „Jezuïeten hadden dankzij hun geleerdheid een bijzondere positie aan het Chinese hof. De VOC was lange tijd de belangrijkste handelscompagnie in Azië. In de loop van de achttiende eeuw werd de positie van de jezuïetenorde en de VOC in China zwakker. Ook groeide in Europa het wantrouwen ten opzichte van jezuïeten, die op macht en geld uit zouden zijn. Ondanks deze ontwikkelingen, waarbij de orde uiteindelijk zelfs werd opgeheven, bleven jezuïeten en VOC-dienaren in China verzamelaars van kennis. Hun relaties met geleerden waren zo sterk, dat de kennisstroom naar het Westen zelfs alleen maar toenam.”
Hoe komt het dat jezuïeten voor de buitenwacht vaak iets dubbels hebben: een groep die het orthodoxe roomse geloof wil verbreiden en tegelijkertijd het imago heeft uit te zijn op invloed en macht?
„De jezuïeten wilden de wereld veroveren, ”door middel van de wereld”, zo stelden zij zelf. In hun overzeese missie en hun rol als leraar voor de elite die zij sinds de Contrareformatie speelden moesten zij pragmatisch zijn. Door hun wereldse aanpak waren zij echter een gemakkelijke prooi voor laster. Vooral hun religieuze tegenstanders beschuldigden hen van hebzucht en bedrog en verspreidden deze boodschap vol ijver in boeken en pamfletten. Van dit stempel zijn de jezuïeten nooit meer afgekomen.”
China is opnieuw in de belangstelling. Het land is een van de grootste handelseconomieën en de christelijke kerk groeit er stormachtig. Welke actuele waarde heeft uw proefschrift in deze context?
„China was ooit een voorbeeld voor Europa, heeft zich de laatste eeuwen weliswaar langzamer ontwikkeld, maar is nu weer terug van weggeweest. Tegenwoordig zijn de christenen in China natuurlijk niet meer de schakel in de uitwisseling van informatie tussen China en Europa. Dankzij de jezuïeten en hun geleerdheid heeft de missie in China echter wel haar stevige basis gekregen, die uitgegroeid is tot de grote christelijke gemeenschap van nu. Anderen zetten hun werk voort zoals franciscanen, dominicanen en later ook protestantse zendelingen.”