Verkoren
1 Thess. 5:9
„Want God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot verkrijging der zaligheid door onze Heere Jezus Christus.”
Onze hoop moet gevestigd zijn op Gods verkiezing. Wanneer wij onze zaligheid in haar wortel willen opsporen, moeten wij teruggaan tot Gods uitverkiezing. Zij die leven en sterven in duisternis en onwetendheid, die slapen en dronken zijn alsof het nacht was, zijn –het is slechts al te duidelijk– gesteld tot toorn. Maar zij die kinderen des daags zijn, indien zij waken en nuchter zijn, leveren daardoor het bewijs dat zij zijn verkoren om de zaligheid te verkrijgen.
De zekerheid en vastheid van de goddelijke verkiezing zijn de grote steun en aanmoediging voor onze hoop. Indien wij de zaligheid moesten verkrijgen door onze eigen verdiensten of kracht, dan zouden wij er slechts weinig of geen hoop op mogen stellen. Maar nu wij zien dat wij die verkrijgen door kracht van Gods verkiezing, waarvan wij zeker weten dat ze niet wankelen kan (want het voornemen, dat naar de verkiezing is, staat vast), nu bouwen wij daarop onze onwankelbare hoop. Voornamelijk wanneer wij beschouwen de verdiensten en genade van Christus en de zaligheid die daar is in onze Heere Jezus Christus, Die voor ons stierf. Onze zaligheid is daarom te danken aan en onze hoop gevestigd op de verzoening door Christus en op de verkiezing Gods.
Matthew Henry,
predikant te Chester
(”Verklaring Nieuwe Testament”, 1714)