Bereidheid mantelzorger overschat
DEN HAAG. Ruim driekwart van de Nederlanders denkt dat hij of zij wel een bekende in de buurt heeft die hulp kan geven als dat nodig is. Maar in de praktijk krijgt nog niet de helft van de mensen met een zorgbehoefte op die manier hulp.
Dat blijkt uit het rapport ”De Wmo in beweging”, dat het Sociaal en Cultureel Planbureau woensdag publiceerde.
Een flinke meerderheid is ervan overtuigd dat indien nodig een bekende zorg kan verlenen. Het gaat dan om hulp in brede zin, variërend van koken tot het aanbieden van vervoer. Echter, de mensen die daadwerkelijk zorg nodig hebben, geven minder vaak aan dat ze een beroep kunnen doen op het informele circuit. Toch denkt ook van hen nog zo’n 65 procent dat ze wel iemand kunnen regelen in hun persoonlijke netwerk.
Maar in de praktijk valt die bereidheid van mantelzorgers in de omgeving tegen. Minder dan de helft van de mensen met een hulpbehoefte krijgt zorg vanuit zijn informele netwerk. Daarmee wordt de bereidheid van informele hulp structureel overschat.
Dat gegeven knelt extra omdat er steeds meer zorgtaken bij het informele circuit terechtkomen. Uit het SCP-onderzoek blijkt dat sinds 2010 minder mensen een aanvraag hebben gedaan voor gemeentelijke zorg via de zogeheten Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Het planbureau denkt dat mensen mogelijk vaker afzagen van een aanvraag omdat ze een groter gedeelte zelf moesten betalen. De verwachting is dat dit alleen maar toeneemt wanneer gemeenten er vanaf volgend jaar extra zorgtaken bij krijgen.
Ook de Nederlandse Patiënten Vereniging (NPV) merkt dat vrijwillige thuishulp steeds belangrijker wordt. De 2400 vrijwilligers van NPV-Thuishulp verleenden vorig jaar samen meer dan 94.000 uur hulp. Dat is 9000 uur meer dan in 2012, blijkt uit het jaarverslag dat woensdag werd gepubliceerd. De toenemende druk op mantelzorgers en de verschraling van de professionele zorg zorgen ervoor dat er steeds vaker een beroep wordt gedaan op vrijwilligers van de NPV.