Belgische Joden ervaren toename antisemitisme
Er waren geen aanwijzingen voor de aanslag op het Joods Museum in de Belgische hoofdstad Brussel. Toch kwam de schietpartij voor Belgische Joden niet als een volslagen verrassing. „Onze synagoges worden niet voor niets continue bewaakt.”
Zaterdagmiddag, rond halfvier, loopt een man door de poort van het Joods Museum in Brussel. Hij heeft een lichtblauwe jas aan en een petje op. Vlak voor de ingang haalt hij een wapen uit zijn sporttas, schiet daarmee naar binnen en verdwijnt nog geen twintig seconden later weer in het stadsverkeer van Brussel. Er vallen vier slachtoffers, van wie er drie ter plekke overlijden. De vierde persoon wordt ernstig gewond naar het ziekenhuis gebracht.
België reageert geschokt; een televisiedebat aan de vooravond van de verkiezingen wordt geschrapt, politici reppen zich naar de plaats des onheils. Alles lijkt te wijzen op een antisemitische aanslag. „Het is duidelijk dat het de dader om het woordje ”Joods” ging, en niet om ”museum””, zegt voorzitter Julien Klener van het Centraal Israëlitisch Consistorie van België. „Want waarom zou je zomaar in een museum gaan schieten?”
De politie zet tientallen mensen op de zaak en analyseert de volgende dagen duizenden uren opnames van privécamera’s en openbare camera’s in een ruim gebied rond het museum, zoals van metro- en treinstations. De hoop is om enkele duidelijke beelden van de verdachte te vinden. Door het petje is de man slecht te identificeren op de opnamen van het museum.
Schelden
Een halve week later is de dader nog altijd voortvluchtig. De eerder aangekondigde heropening van het museum, op dinsdag, waarvoor journalisten uit diverse landen bij het pand hebben postgevat, gaat niet door. Agenten mompelen iets over voortgaand politieonderzoek.
Voor de naastgelegen antiekhandel staat de winkelier met zijn handen op de rug de reuring voor het museum gade te slaan. „Er gebeuren idiote dingen”, becommentarieert hij de aanslag kort. „Maar het gebeurt. Eén gek is genoeg.” Hij was zelf niet in de winkel op zaterdag. „Gelukkig niet.”
Naast de journalisten is er een enkele burger op de aangekondigde heropening van het museum afgekomen. Zoals galeriehoudster Mireille Desguin, die zo haar steun wilde betuigen aan de Joodse gemeenschap. „Het is belangrijk om voor de vrijheid van eenieder in dit land op te komen”, verklaart ze haar aanwezigheid.
De Belgische zegt te zijn geschrokken van de aanslag. „Maar dat geldt niet alleen de actie hier, maar al dergelijke gebeurtenissen. Het is triest dat het antisemitisme zeventig jaar na de oorlog nog zo springlevend is.”
Desguin ziet een samenhang met de verkiezingsuitslag voor Europa, waarbij uiterst rechtse partijen fors winst boekten. „Mensen schelden steeds meer op elkaar en praten steeds minder mét elkaar. Dat is gevaarlijk.”
Baard
Hoe het bericht van de aanslag is binnengekomen bij de Joodse gemeenschap? De Joodse Hadelin van Dam („mijn voorgeslacht komt uit Nederland”), die bij het museum op een vriend staat te wachten, zegt eigenlijk niet verbaasd te zijn over de aanslag. „Het is niet de eerste keer dat zoiets gebeurt. In Antwerpen worden Joodse instellingen permanent bewaakt. In Amsterdam ook, ja toch? Dat is niet voor niets.”
Hij diept uit de binnenzak van zijn jas een boekje op van de Franse socioloog Michael Wieviorka over de achtergronden van antisemitisme. „Helemaal begrijpen doe je het nooit”, zegt hij gelaten. „Maar het is er eigenlijk altijd geweest. Ik denk zelf dat het al 2000 jaar geleden met de komst van het christendom is begonnen.”
Van Dam is een geboren Antwerpenaar, die na zijn pensionering naar zijn buitenhuis bij Brussel trok. „Ik ben van voor de Tweede Wereldoorlog”, glimlacht hij. „Heel mijn familie heeft de oorlog overleefd. We hebben ondergedoken gezeten en onder schuilnamen geleefd. Ik wist als kind dus al wat het kon betekenen om Jood te zijn.”
Hij zegt na de oorlog echter decennialang weinig van antisemitisme in België te hebben gemerkt. „Vanaf de jaren zestig dook het weer meer op”, schat hij in. „Ik accentueer mijn Joodse achtergrond niet zo, ben niet religieus, heb geen baard en geen hoge hoed op. Dat maakt echter ook dat mensen in mijn omgeving wel eens antisemitische uitlatingen doen die ze anders misschien zouden inslikken. Het geeft iets aan van wat er leeft.”
Hoewel de Joodse gemeenschap in Brussel vrijwel net zo groot is als die in Antwerpen, is ze veel minder opvallend aanwezig. In Antwerpen leven veel orthodoxe Joden, geconcentreerd in bepaalde wijken. De Brusselse Joden zijn meer geassimileerd. Dat maakt dat het dreigingsniveau in Brussel ook altijd lager is ingeschat. „In Antwerpen worden alle Joodse instellingen bewaakt”, zegt Van Dam. „Hier in Brussel gebeurde dat niet. Voor sommige Joodse instellingen zijn er weliswaar speciale parkeerplekken voor de politie, maar die zijn vaak leeg.”
Opruiing
Voorzitter Julien Klener van de Centraal Israëlitisch Consistorie, dat kantoor houdt in Brussel, maakt eenzelfde onderscheid als Van Dam. „De Brusselse Joden zijn van een ander type, minder godsdienstig”, bevestigt hij. Klener schat het totale aantal Joden in België op zo’n 35.000 tot 40.000, van wie er 18.000 à 19.000 in Antwerpen wonen en 17.000 à 18.000 in Brussel. „Een enkeling leeft nog in kleinere gemeenschappen.”
Of Klener zich in België ooit onveilig heeft gevoeld? „Jood-zijn is overal en altijd een bijzonder avontuur”, reageert de oud-hoogleraar Hebreeuws en Jodendom. „Dat geldt de Belgische Joden net als Joden elders.” Er hangt volgens hem voortdurend „een dreiging in de lucht”, wat zich onder meer vertaalt in de permanente bewaking bij synagoges en Joodse bijeenkomsten.
Het Joods museum was niet bewaakt. „Wij zijn nooit, nooit bedreigd”, rechtvaardigde de directeur van het museum, Philippe Blondin, die keuze eerder tegenover Vlaamse media. Klener zegt ook niet te weten van indicaties dat er een aanslag ophanden was. „Maar ik weet natuurlijk lang niet alles.”
De hebraïcus signaleert wel een veranderend klimaat in België „waarbij mensen anoniem van alles en nog wat via internet de wereld in slingeren.” Daaronder zijn ook steeds meer antisemitische uitingen. „De gêne die er na de Shoah lang is geweest om anti-Joodse uitspraken te doen, is aan het verdwijnen”, constateert hij. „En dat is helaas niet enkel een Belgisch probleem.”
„Ik kan niet voor andere Joodse mensen spreken”, onderstreept hij, „maar vanuit mijn eigen waarnemingen, gekleurd door mijn eigen ervaringen in de oorlog, zie ik het anti-Joodse sentiment toenemen.”
Op de uitspraak van de Israëlische premier Netanyahu dat de moordpartij het resultaat is „van constante opruiing tegen de Joden en hun staat”, wil hij niet ingaan. „Ik weet niet wat hij precies heeft gezegd. Maar ik wil graag benadrukken dat de Belgische autoriteiten altijd vierkant achter ons staan. We zijn verzekerd van hun volle steun en medewerking.”
Gerichte aanslag?
Israëlische media kwamen de afgelopen dagen intussen met het opmerkelijke bericht dat de schietpartij mogelijk een „gerichte aanslag” was op het Israëlische echtpaar, dat zaterdag omkwam. Het echtpaar werkte voor de Israëlische regering. De vrouw, Emanuel Riva, zou daarbij als verantwoordelijke voor het overbrengen van Joden uit de voormalige Sovjet-Unie naar Israël banden met de Mossad hebben gehad. Misschien was de schutter wel een huurmoordenaar van vijandelijke veiligheidsdiensten, opperde de Israëlische krant Ha’aretz.
De Belgische politie acht dit scenario echter niet erg waarschijnlijk. Uit onderzoek blijkt dat de Riva’s toevallig in het museum aanwezig waren. Ze wilden een samenkomst in een nabijgelegen synagoge bijwonen, maar omdat ze daarvoor te laat kwamen, weken ze uit naar het museum. De politie heeft echter aanwijzingen dat de schutter wel van tevoren onderzoek heeft gedaan bij het museum.
Het lijkt er intussen op dat het museum nog zeker tot volgende week dicht zal blijven. „Er is besloten dat we pas opnieuw zullen opengaan als er in de psychologische begeleiding van het personeel is voorzien”, liet woordvoerder Chouna Lomponda weten.
Tot die tijd zullen de bloemen voor de ingang getuigen van de bizarre aanslag. Er hangen kaartjes aan met teksten als ”Wij zijn ongelofelijk bedroefd” en ”Dit nooit meer”. Er liggen boeketten van gewone burgers tussen, maar ook van bijvoorbeeld de Nederlandse Anne Frankstichting. De wind speelt met een paar Israëlische vlaggetjes, die aan de spijlen van het hek gebonden zijn.
Helft moslimleerlingen antisemitisch
Onderzoekers van de Vrije Universiteit Brussel constateerden in 2011 in het rapport ”Jong in Brussel” dat antisemitistische gevoelens breed leven onder jongeren in de stad. „Van autochtone leerlingen zegt zo’n 10 procent in te stemmen met antisemitische stellingen die we hun voorlegden”, legde onderzoeker Mark Elchardus in de krant De Morgen uit. Hij noemt dat „normale cijfers.” „Verontrustend is wel dat je de helft van de moslimleerlingen kunt omschrijven als antisemitisch, wat toch erg hoog is.”
Zorgelijk vindt hij ook dat de anti-Joodse gevoelens niet blijken samen te hangen met een laag opleidingsniveau of sociale achterstelling, wat bij racistische gevoelens in het algemeen wel het geval is. „Het antisemitisme is theologisch geïnspireerd, en er is een rechtstreeks verband tussen moslim-zijn en antisemitische gevoelens.”