Oorlog 1914-18 versterkte ontkerstening
DORDRECHT. Een van de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) leek de ontkerstening van de samenleving. Toch was deze ook vóór 1914 al behoorlijk ontkerstend.
Dat stelde prof. dr. J. C. Kennedy zaterdag in een lezing voor de vereniging Protestants Nederland, in de Pauluskerk te Dordrecht. De hoogleraar Nederlandse geschiedenis sinds de middeleeuwen aan de Universiteit van Amsterdam sprak over ”De geestelijke gevolgen van de Eerste Wereldoorlog”.
Met de Tweede Kamerverkiezingen in 1918 verkregen de christelijke partijen de meerderheid. „Premier Cort van der Linden wilde de onrust die was ontstaan door de oorlog bezweren door de invoering van een nieuw politiek stelsel waarbij minder stemmen verloren gingen. Door meerdere partijen toe te laten, konden christenen zich organiseren in stabiele confessionele partijen die gezamenlijk een meerderheid hadden in het parlement. Zo konden de confessionele partijen de politiek vijftig jaar lang gaan domineren. Dat was door de Eerste Wereldoorlog mogelijk gemaakt. Zonder deze oorlog zouden wij geen christelijk Nederland kennen zoals wij dat nu kennen.”
Toch leek de ontkerstening na de Eerste Wereldoorlog toe te slaan, ook in andere delen van Europa. „In 1917-1918 kwam er een einde aan drie grote christelijke rijken: het protestantse Duitsland, het katholieke Oostenrijks-Hongaarse rijk en het oosters-orthodoxe Oost-Europa, waar de bolsjewistische revolutie de kerken verwoestte. Voor het eerst in 1600 jaar was er geen christelijke keizer meer in Europa die het christendom beschermde.”
Met het teloorgaan van de grote rijken zijn de fundamenten van de christelijke samenleving weggeslagen, stelde de hoogleraar. Na de Eerste Wereldoorlog nam de samenleving het minder nauw met de moraal. De zeden werden losser. Veel kerken hadden te maken met een afnemend ledental. Met de waarde van het leven werd anders omgegaan. Het leven was niet langer boven alles verheven. De dood was door de Eerste Wereldoorlog ontheiligd. Een zeer hoog percentage soldaten had geen christelijke begrafenis kunnen krijgen. De helft van de Britse slachtoffers is nooit teruggevonden. Kerkgangers vroegen zich af hoe het in Gods voorzienigheid kon bestaan dat de oorlog miljoenen mensen het leven had gekost. Hoop maakte plaats voor ironie.
Prof. Kennedy vroeg zich af welke rol christenen hebben gespeeld in het versterken van de ontkerstening na de oorlog. Volgens hem was het proces van kerkverlating vóór 1914 al min of meer ingezet. „De oorlog deed er nog een schepje bovenop.”
Politieke religies
Het meest onthutsend noemde de Amsterdamse hoogleraar de opkomst van de politieke religies die het christendom overvleugelden. Hij wees op het marxisme, het fascisme en Hitlers Derde Rijk. „De aardse politiek werd alles, er was geen hoger doel. De remmende krachten in het christendom, zoals het gebod „Hebt uw vijanden lief”, kregen in deze politieke religies geen enkele plaats. Zo veroorzaakte de Eerste Wereldoorlog ook een verdere ontkerstening van de westerse wereld. Niet overal en niet in gelijke mate. Maar de toon was merkbaar meer sceptisch en seculier.”
Deze betekende echter niet dat de rol van het christendom na de Eerste Wereldoorlog was uitgespeeld, gaf hij aan. „Het christendom bleef een krachtige bron spelen in de samenleving en had –na de Tweede Wereldoorlog– een belangrijk aandeel in grote projecten als de eenwording van Europa, de opkomst van de verzorgingsstaat en ontwikkelingshulp.”
Na de Eerste Wereldoorlog speelde de kerk een krachtige rol in zending en missie, aldus prof. Kennedy. „De oorlog bracht wel een verdere zuivering van het christendom: minder gericht op macht, meer op dienstbaarheid en op de persoonlijke relatie met God. De gedwongen verootmoediging heeft veel goeds opgeleverd. Ondanks de grote tragiek van de Eerste Wereldoorlog bracht deze oorlog toch ook winst voor het Europese christendom.”