Ook moderne mens is pelgrim op weg naar de eeuwigheid
WOERDEN. De nagelaten geschriften van onze gereformeerde voorvaderen bevatten grote schatten voor stervensbegeleiding en stervenstroost, aldus prof. dr. J. Hoek. Het is verrijkend om deze schatten op te delven, al is het wel nodig een vertaalslag te maken.
Prof. Hoek is hoogleraar gereformeerde spiritualiteit aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) in Groningen. Zaterdag sprak hij in Woerden op het vijftiende symposium van de reformatorische studentenvereniging Depositum Custodi. Thema was ”Stervenskunst, de plaats van de dood in ons leven”.
In zijn lezing over de ”ars moriendi” (kunst van het welsterven) wees prof. Hoek op de toenemende aandacht voor zingevingsvraagstukken rondom de dood, ook in seculiere kring. De laatste jaren wordt er opvallend vaak afstand genomen van het toonaangevende boek ”Wij zijn ons brein” van hersenonderzoeker dr. Dick Swaab, constateert hij. In de stroom publicaties over ouder worden en stervensbegeleiding is steeds meer aandacht voor het spirituele.
Geen wonder, aldus prof. Hoek, want als gevolg van de hoge levensverwachting is er een geheel nieuwe levensfase bij gekomen. Verschillende wetenschappers houden zich bezig met deze „extra levensfase” en maken studie van de grote groep kwieke gepensioneerden die hun oude dag niet meer zien als een voorbereiding op het sterven, maar als voltooiing van hun leven.
Pelgrim
Hoewel de dood uit het moderne leven gebannen is, blijft naar de overtuiging van prof. Hoek de bezinning op het sterven van levensbelang. „Dit stelt de theologie voor de uitdaging om in hedendaagse taal de boodschap van het Evangelie te brengen. De huidige mens is niet minder dan de middeleeuwer of de zestiende-eeuwer een pelgrim op weg naar de eeuwigheid. De belangrijkste vragen voor elke levensfase zijn: Waar loopt mijn leven op uit en waar is mijn levensreis heen? Als christelijke theologie en prediking over dergelijke levensvragen zwijgen, schieten zij fundamenteel tekort.”
Omdat er in het gereformeerd protestantisme veel is geschreven over de kunst van het welsterven (ars moriendi) putte de hoogleraar uit de schat van Reformatie en Nadere Reformatie. Via middeleeuwen, Luther en Calvijn kwam hij terecht bij enkele vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie, zoals Voetius, Hoornbeeck en Saldenus. Hij besloot zijn lezing met een pleidooi voor de christelijke welstervenskunst.
Dr. A. A. Teeuw sprak over de levenskunst in het licht van de stervenskunst. „Sterven christenen anders dan niet-christenen?” De Ridderkerkse theoloog en verpleeghuisarts verwees naar studies waarin de angst voor pijn en verstikking en vooral de angst voor het onbekende als het meest vreesaanjagende van de dood worden omschreven. „Sterven christenen anders”, herhaalde hij. „Nee, want ook sommige christenen kennen angst voor de dood. Toch is er onderscheid: de angst van christenen is anders ingekleurd omdat zij een eeuwig oordeel vrezen.” In dit verband citeerde hij de Amsterdamse columnist Bert Keizer, die ook had waargenomen dat het godsbeeld bepalend is voor de eindfase.
Op de vraag: „Sterven mensen uit reformatorische kring doorgaans moeilijker?” kon en wilde dr. Teeuw geen antwoord geven. Wel stelde hij vast dat de wijze van geloofsoverdracht van huis uit en het type prediking vaak beslissend zijn bij het tegemoetzien van de dood. Die observatie omschreef hij als: „Jong geleerd, oud geloofd.”