Thoolse boeren slaan handen ineen
In een gestage stroom voert de lopende band de worteltjes mee. Hun heldere oranje steekt fel af tegen het lichtgroen van de ondergrond. De maatschap Wovantho is in vol bedrijf.
Met vanzelfsprekende gebaren die vaste routine verraden, staat een groepje mannen te sorteren. Kromme peentjes, degene met vreemde uitstulpingen en andere afwijkende exemplaren halen de eindstreep niet. Samen met de kleintjes, die op een rooster even verderop door de mand vallen, belanden zij in een bak met tweede keus. De houten krat aan het einde van de was-, sorteer- en inpaklijn is gereserveerd voor de gave wortels van Tholen.
De verwerking van de worteloogst is een herkenbaar beeld. Maar de activiteiten in de polder tussen de Oosterschelde en het dorp Scherpenisse strekken verder dan traditie. De vier akkerbouwers die op het bedrijf van Paul Versluys aan het werk zijn, hebben de handen ineengeslagen. Samen de schouders eronder en produceren wat de markt vraagt. Deze twee zaken moeten ervoor zorgen dat hun bedrijven in een internationale moordende concurrentiestrijd overeind blijven.
„Als je er goed over nadenkt, is het belachelijk om pas aan de markt te denken als de oogst al binnen is. Daarom zijn we met z’n vieren eerst gaan kijken naar mogelijkheden voor afzet, in plaats van naar de productie”, zegt Daan Goense als de band een poosje stilligt. „We wisten een jaar geleden nog niet dat we op wortelen zouden uitkomen.”
Gert Jan Boudeling vertelt hoe het viertal, gecompleteerd met Cees Groenewege, een advertentie plaatste op de internetsite van de handelaren in aardappelen, groente en fruit. ”Groep telers zoekt afzet”, luidde de eenvoudige oproep. „Daar hebben we veel reacties op gekregen.” Na gesprekken met allerlei handelaren bleef uiteindelijk Vers Direct Nederland over. Het samenwerkingsverband van vier handelshuizen in de sectoren groente en fruit wilde wortelen. Dus er kwamen wortelen, dit jaar 23 hectare. De verkoop geschiedt tegen weekprijs.
„Vroeger was het produceren, produceren, produceren”, zegt Versluys. „Intussen werden de marges steeds krapper. Als afnemers en transporteurs meer nemen, krijgen de producenten minder. Ook andere zaken zetten de inkomens onder druk, zoals de prijzenslag in de supermarkten. Telkens weer merk je als akkerbouwer al te goed dat je onder aan de keten zit.” Dat producenten een deel van die keten in eigen handen nemen, lijkt zo bezien een logische stap.
Hoewel de keuze voor de gezamenlijk te vermarkten gewassen en het zoeken naar afnemers in onderlinge overeenstemming geschiedt, verbouwen de vier akkerbouwers wel voor eigen rekening. Boudeling: „We kennen elkaar goed, we zijn vrienden en we willen dat ook blijven. We moeten geen scheve ogen krijgen doordat de ene een geweldige opbrengst heeft en de andere net op een slecht stukje grond heeft verbouwd. Daarom neemt iedereen zijn eigen risico.”
Gebeurt de opslag individueel, bij de eigen percelen, ook het verwerkingsproces is een kwestie van samenwerking. Daarmee komt het viertal de hele winterperiode door, zo nodig bijgestaan door familie en tijdelijke krachten. In de schuur van Versluys, waar de gezamenlijk aangeschafte was-, sorteer- en inpaklijn is opgesteld, staat een reeks gloednieuwe kisten met een inhoud van 2 kubieke meter. Op dit moment zijn die van ”C.W. Groenewege St. Maartensdijk 2003” aan de beurt. In de toekomst wil het viertal ook gaan leveren in kleinere kisten van 12,5 kilo.
„Met groenten is het hollen of stilstaan”, merkt Goense op. „Gaat het vriezen, dan zit iedereen binnen de kortste tijd aan de hutspot. Op dat moment moeten die wortels er wel zijn. Voor de mindere kwaliteit kreeg je vroeger niets. Maar ook dat gaan we opwaarderen. Wortels met een bultje kunnen heel goed in de salade. We gaan ook aan de slag met vroege peen. Die komt in augustus al van het land af. Het eiland Tholen staat tenslotte bekend om zijn vroege oogsten.”
„De bulkproductie, zoals graan, verdwijnt naar andere landen, bijvoorbeeld de nieuwe lidstaten van de Europese Unie. Nederland wordt de groententuin van Europa”, is de inschatting van Versluys. „We moeten ons klimatologische voordeel uitbuiten en het in de meer gespecialiseerde, dure segmenten gaan zoeken. Bovendien moeten we vernieuwende vormen van samenwerking aangaan, wat verder strekt dan zo nu en dan eens elkaars machines te gebruiken.”
Goense: „We zijn in feite nog bezig met een leerproces. Zeker op technisch gebied moeten we voortdurend dingen aanpassen. Hoe moet de trommel staan, waar de sorteerder, op welke manier moet het water bezinken, zulke dingen.” Boudeling: „Je komt verrassingen tegen. Zo staan we bij het sorteren in de tocht en in het lawaai. Werken in een geïsoleerd hokje met een kacheltje voor wat warmte zou dan wel zo prettig zijn.”