Zichtbare kerk in gevaar
Sommige woorden hoor je korte tijd overal. Maar ze zijn weer snel verdwenen en vergeten. Er zijn ook uitdrukkingen die jaren blijven rondzingen of telkens weer terugkomen. Tot die laatste groep behoren woorden als verval, verootmoediging en verandering, als het gaat om de kerk.
Dit drietal staat vooral de laatste tijd nogal in de belangstelling. Afgelopen zondag stonden één of meer kerkdiensten in veel gemeenten in het teken van de verootmoediging in verband met de maatschappelijke, kerkelijke en geestelijke situatie in Nederland. Twee dagen later werd er een radiosymposium gehouden met als titel: ”Is de kerk in Nederland in verval of in verandering?”
Valt daar nog iets nieuws bij te zeggen? Misschien kan de combinatie van deze drie woorden een kleine aanzet geven tot verdere bezinning.
Toekomst
Sommigen zeggen met enige beslistheid dat de kerk in Nederland niet in verval is. De Kerk is immers de zaak van God en die heeft altijd toekomst. Dus hoeven kerkmensen zich over de Kerk geen zorgen te maken. Natuurlijk is dat zo en dit moet ook het uitgangspunt blijven.
Toch is het goed om niet al te massief –en zeker niet alléén– te zeggen: de Kerk is niet in verval! De kwestie heeft namelijk meer kanten, omdat de kerk vanuit verschillende gezichtspunten bekeken kan worden.
Een onderscheiding die vaak gebruikt wordt, is die van de onzichtbare en de zichtbare kerk. Er mag rond die onderscheiding veel discussie zijn geweest; het staat vast dat de Kerk een zichtbare en een onzichtbare gestalte heeft. De Kerk naar haar onzichtbare kant is de Kerk zoals God haar ziet: Zijn volk, het lichaam van Christus en de tempel van de Heilige Geest. Zij heeft toekomst en zal nooit echt in verval raken.
Maar de kerk naar haar zichtbare kant kan door al het menselijke en zondige dat daar gebeurt in bepaalde plaatsen wel degelijk kwijnen, vervallen en zelfs verdwijnen. Enkele voorbeelden uit de geschiedenis van de kerk om dat duidelijk te maken. In de tweede helft van de 17e eeuw bloeit de Kerk in Engeland in geestelijk opzicht. Het is de tijd van mensen als John Owen en John Bunyan, wier geschriften tot in onze tijd velen tot zegen zijn. God heeft Zijn Kerk mede door hun werk gebouwd. Er is in deze periode in Engeland ook veel geestelijk leven. Maar op de vraag: ”Hoe ziet de praktijk van het kerkelijke leven in Engeland er in die periode uit”, kan het antwoord niet anders luiden dan: erbarmelijk. Duizenden rechtzinnige predikanten zijn van hogerhand uit hun ambt gezet; Bunyan en vele anderen zitten jaren in de gevangenis. Naar buiten toe is de kerk dus wel degelijk in verval.
Een ander voorbeeld. In de periode van de Vroege Kerk bloeide de kerk in Klein-Azië –het tegenwoordige Turkije– en later ook in het noorden van Afrika, waar Augustinus woonde. De kerken daar zijn vervallen en voor het grootste deel verdwenen.
De Heere kan bepaalde gebieden –vanwege eigen schuld– ook verlaten om Zijn werk in andere delen van de wereld voort te zetten en Zijn Kerk daar te bouwen. En als God weggaat, dan is Hij weg, zei Luther: „Hin ist hin!” Zonder pessimistisch te willen zijn; dit laatste punt verdient serieuze bezinning met het oog op de kerkelijke situatie in Nederland.
Boetedag
Die bezinning kan alleen in het kader van kerkelijke en persoonlijke verootmoediging plaatsvinden. Maar wat is verootmoediging en hoe maak je die concreet? Dat zijn geen eenvoudige vragen.
Recent riepen de Gereformeerde Gemeenten de kerken ertoe op om op zondag 11 mei een boetedag te houden. Op die zondag is vanaf de kansels een oproep tot verootmoediging voorgelezen. Het is een indringend stuk dat eerlijk de vinger legt bij de zere plekken. Het roept ook bewogen op tot ootmoedige schuldbelijdenis voor de Heere opdat de kerk behoed wordt „voor de grote afval, die allerwege dreigt.”
Wat opvalt, is dat het stuk inzet met een beweging van buiten naar binnen. De atmosfeer in onze samenleving wordt kort en krachtig getekend en vervolgens wordt aangeduid hoe die in de gemeenten doordringt en verwoestend werkt. Deze inzet is Bijbels gezien volstrekt ter zake. Er is echter in het licht van de Schrift ook nog een andere beweging denkbaar: die van binnen naar buiten. Wie zijn kerkmensen in deze wereld en hoe staan ze bekend?
Als het goed is, zien de mensen om hen heen dat ze –in de Bijbelse zin van het woord– geheel anders zijn en worden ze daar jaloers op. De uitstraling en de levenswandel van de vroege christenen trok heidenen aan en werd door God gebruikt om hun leven te veranderen. In de tijd van de Grote Opwekking beïnvloedde de opbloei van echt geestelijk leven in de kerk de hele samenleving in een stad of dorp. Ook op dit punt dienen christenen zich nu te verootmoedigen, want ook hier ligt schuld.
Dit motief zal afgelopen zondag in de prediking zeker aan de orde zijn geweest. Deze lijn is in de kanselboodschap ook wel enigszins terug te vinden, voor wie tussen de regels door leest. Hij had echter uitdrukkelijker onder woorden gebracht mogen worden. Verootmoediging betekent namelijk minstens een dubbele belijdenis: „Wíj hebben ons al te veel door de wereld op sleeptouw laten nemen en wíj zijn voor de wereld niet geweest die we zijn moesten!” Zo krijgt het Bijbelse ”Wij hebben gezondigd” een diep doorleefde gloed (Dan. 9:5).
Van Ruler
Onder druk van de veranderende tijdsomstandigheden moet ook de kerk veranderen. Die geluiden klinken tegenwoordig weer nadrukkelijk. Nu is het onmiskenbaar dat de kerk door de tijden verandert. Geen reformatorische kerk in Nederland doet de dingen precies zo als Calvijn in Genève of Bucer in Straatsburg. De kerk moet midden in haar tijd staan en in prediking, pastoraat en catechese zo dicht mogelijk bij het hart en in het leven van de hoorders komen. Wanneer een kerk weigert dat te doen, verstijft ze tot een fossiel of sterft ze.
Daarom zal de kerk vandaag de dag scherp moeten letten op veranderingen in de samenleving, de cultuur, de beeldcultuur en de manier van denken, leven en beleven. Ze zal daar op een Bijbelse en pastorale manier mee willen omgaan. Dat kan betekenen dat ze in verzet gaat tegen de tijd, zoals W. Aalders dat duidt, omdat ze weigert de kostbare schat van Schrift en belijdenis op te geven. Het kan ook inhouden dat ze zichzelf indringend de vraag stelt welke accenten ze moet benadrukken en welke vormgeving het geschiktst is om postmoderne jongeren en ouderen met het aloude, volle Evangelie echt te bereiken.
Anderzijds moeten kerken waken voor een nerveuze veranderingsdrift die vandaag veel kerkelijk leven in zijn greep heeft. Laten christenen eerst eens rustig kijken naar wat Schrift en belijdenis zeggen. En als het gaat om traditie, laten de kerken dan eerst zorgvuldig nagaan hoeveel goeds en levenskrachtigs daarin nog schuilt. Bovendien zijn er dingen in de kerk die onvervangbaar zijn. Een Bijbelkring door de week kan de plaats van de kerkdienst –en zeker van de leerdienst– niet innemen, om maar iets te noemen. De hervormde theoloog Van Ruler (1908-1970) zei ooit: „Je moet geen nieuwe schoenen kopen als je oude nog niet versleten zijn.” Vandaag lopen kerken het gevaar nog lang niet versleten schoenen, die bovendien goed ingelopen zijn, weg te gooien. In plaats daarvan kopen ze de modeschoentjes van de waan van de dag en gaan daarmee verder. De gevolgen zijn voorspelbaar: je krijgt er alleen maar blaren van en je struikelt. Want als een kerk zich van haar Bijbelse en historische wortels lossnijdt, wordt ze dodelijk vermoeid, verdort en sterft ze, volgens Mattheüs 13:5.